dinsdag 24 april 2012

Vanwaar toch die fixatie op een begrotingstekort van drie procent? Iedereen neemt voor zoete koek aan dat als we niet aan deze norm voldoen, de vier ruiters van de Apocalyps morgen over ons heen denderen, Armageddon nabij is en op de Maya-kalender de laatste dag wordt doorgestreept. Ook in het politieke debat worden daar geen vragen bij gesteld. Men vindt het vervelend of onontkoombaar dat er niet aan kan worden voldaan, maar de zin of onzin van de norm staat niet ter discussie.

Hoe gaat het in landen waar de overheid wel meer geld uitgeeft? Volgens de voorvechters van de drieprocentsnorm moet daar allang de pleuris zijn uitgebroken: de financiële markten, die op het punt staan ons mores te leren, zouden daar allang strafexpedities moeten hebben uitgevoerd. Laten we eens kijken. De Verenigde Staten heeft op jaarbasis een begrotingskort van zo’n tien procent. Het Verenigd Koninkrijk ook. Japan zit net boven de negen procent. De staatsschuld van de Verenigde Staten (als percentage van het Bruto Nationaal Product) is 100%, die van het Verenigd Koninkrijk 77%, van Japan 226%. En nergens lees je berichten over strafexpedities van financiële markten. Voor de goede orde: het begrotingstekort van Nederland in 2011 was 4,8%. De staatsschuld bedraagt 67% van het BNP.

Ik ben geen econoom, maar op basis van deze cijfers durf ik wel te beweren dat het staatshuishoudboekje niet van doorslaggevend belang is voor de welvaart van een land en dat begrotingsevenwicht niet veel zegt over economisch welbevinden. De vraag blijft: wat is de zin van de drieprocentsnorm? Maar misschien moeten we vragen: wie heeft belang bij die norm? In ons eigen landje wordt het dogma van de begrotingstucht vooral gehanteerd door rechts, inclusief D66. Zij zien in de drieprocentsnorm een prima middel om hun natte droom van een kleine overheid waar te maken. De verwijzing naar de drieprocentsnorm laat ze ontsnappen aan moeilijke vragen over de taken van de overheid en wat dat voor de samenleving betekent.

In Europa is Duitsland de grote promotor van de drieprocentsnorm. Duitsland wil begrotingsevenwicht, en vanuit Duits perspectief is dat te begrijpen. Duitsland had in 2011 een begrotingstekort van 0,9%. Dat dit bereikt kon worden door bij voorbeeld het minimumloon af te schaffen, waardoor er een onderklasse van werkende armen aan het ontstaan is, blijft daarbij onvermeld. Dat in de beginjaren van het Stabiliteitspact Duitsland zelf fors over de daarin opgenomen drieprocentsnorm ging, hoort men in Berlijn ook liever niet. Duitsers zijn alleen Prinzipienreiter als dat ze zelf goed uitkomt.
De Duitse angst voor grote begrotingstekorten wordt vaak vergoeilijkend verklaard door de angst voor economische ellende zoals die in de Weimarrepubiek in het interbellum van de vorige eeuw bestond. De enorme tekorten joegen een gierende inflatie aan. Een dagloon was een kruiwagen vol met geld en daarmee moest je meteen naar de bakker anders kon je zelfs met die kruiwagen vol geen brood meer kopen. En zoals we allemaal weten heeft het falen van Weimar geleid tot de opkomst van Hitler c.s.

De Duitsers maken handig gebruik van enerzijds het historisch besef van de Europeanen (of extremer gesteld: als jullie onze begrotingspolitiek niet volgen, dan sturen we de Nazi's weer op jullie af) en anderzijds van het feit dat een groot deel van de Zuideuropese landen aan het Duitse financiële infuus hangt. Eigenlijk gebruiken de Duitsers hun sterke positie voor een economische oorlog in Europa, tegen andere (vooral zuid-) Europese landen. Die strijd gaat harder worden als straks de socialist Hollande de nieuwe Franse president is: hij heeft al aangekondigd te gaan investeren.

Een belangrijke motivatie voor het oprichten van wat nu de Europese Unie is geworden, was de gedachte dat door het economisch inkapselen van Duitsland oorlogen als de Tweede Wereldoorlog nooit meer zouden plaatsvinden. Dat is tot nog toe gelukt. Maar nu trekken niet de Panzerdivisionen hun verwoestende sporen door Europa, maar richt het Duitse economische beleid een ravage aan.

vrijdag 20 april 2012

We zijn een stuk linkser dan we aan onszelf toegeven. In een vorig blog was ik eerlijk over mijn 'Werdegang' en ruk naar links, maar de meeste mensen hebben niet door of willen niet weten dat ze zelf behoorlijk links zijn.
De Amerikaanse gedragseconoom Dan Ariely, verbonden aan Duke University, doet al geruime tijd onderzoek naar de verdeling welvaart, de ideeën die mensen daarover hebben en wat hun wensen over een rechtvaardige verdeling van welvaart zijn. Ariely past daarbij de 'veil of ignorance' van John Rawls in de praktijk toe.

De resultaten van de onderzoeken zijn opmerkelijk. We weten dat de welvaart in de Verenigde Staten zeer ongelijk is verdeeld. Het blijkt dat de Amerikanen de welvaartsverdeling minder extreem schatten dan deze in werkelijkheid is.
Dat kan ik me overigens voorstellen. Als doorgevraagd wordt over wat Amerikanen een rechtvaardige verdeling van welvaart vinden, komen er heel andere antwoorden. De welvaartsverdeling waar Amerikanen in overgrote meerderheid de voorkeur aan geven lijkt het meeste op die van ... Zweden. Voor de goede orde: Zweden is zo'n beetje het meest socialistische en egalitaire land ter wereld (na Noord-Korea) met bijpassende belastingdruk.
De onderzoeksmethode met de 'veil of ignorance' sluit uit dat de bevraagden hun politieke (voor)oordelen laten meewegen in hun antwoorden. Het is goed te vergelijken met het blind proeven van bier. Het maakt nogal wat uit voor je smaakbeleving of je een onbekend biertje uit een gewoon glas drinkt, of daarbij ook het flesje met etiket van de brouwer te zien krijgt. In dit korte filmpje legt Ariely het goed uit.

Als een dergelijk onderzoek in Nederland uitgevoerd zou worden, zouden de resultaten ten minste net zo hoopvol kunnen en moeten zijn. We zijn immers een socialere en meer solidaire samenleving dan de Amerikaanse. Hoe zijn we dan in hemelsnaam aan het huidige kabinet gekomen? En dan moet het onheil uit het Catshuis nog over ons uitgestort worden. De conclusie kan immers niet anders zijn dan: dit rechtse afbraakbeleid wil niemand.

In een goede functionerende democratie wordt de wil van het volk tot uitvoer gebracht maar kennelijk gaat er iets mis. Of het volk is zich onvoldoende bewust van de eigen wil en in de politieke uitdrukking daarvan, of ergens in het systeem wordt die politieke wil gekaapt. Ik vrees dat het laatste het geval is.
Als je de zetels van de partijen met een links sociaal-economisch programma bij elkaar optelt, is er een enorme linkse meerderheid in ons parlement. Wilders heeft immers, op de buitenlanderstandpunten na, zo'n beetje het programma van de SP overgeschreven. En toch staat Wilders op het punt z'n handtekening onder een sloopcontract te zetten, alleen maar om in de praktijk onuitvoerbare buitenlanderpolitiek in het regeeraccoord te houden.

De keuze is voor Wilders niet moeilijk. Als hij recht doet aan z'n kiezers, die hard geraakt gaan worden door de aankomende sloopplannen, zegt hij het gedoogaccoord op en verleent hij geen steun aan verdere bezuinigingsplannen. Hij kan dan vanuit de Kamer zijn sociale gezicht tonen en zijn overige onwelriekende standpunten blijven ventileren. Hij loopt het risico van zetelverlies ('wie breekt, betaalt') en hij kan het verwijt krijgen onbetrouwbaar te zijn. Maar hij blijft wel voor zijn kiezers opkomen.
Het alternatief voor hem is, zeker op de langere termijn, minder aantrekkelijk. Kiezers met voorkeur voor een sterk sociaal programma gaan terug naar het origineel, naar de SP. Wilders kan zich dan alleen nog profileren met zijn buitenlanderhaat, en juist daar heeft hij nauwelijks iets voor elkaar kunnen krijgen. Hij veroordeelt zichzelf dan tot schreeuwen op marginaal rechts.

Maar Wilders is in deze niet voorspelbaar en niet consistent. Hij wisselt vaker van standpunt dan ik van schone onderbroek. De verlokking van de macht kan te groot blijken en hij kan bij het kruisje tekenen. Ik durf er geen fles wijn op te verwedden. Ik wil in elk geval wel nieuwe verkiezingen. Nu.

zondag 15 april 2012

Mannen in een rode trui sterven het eerst. Die les leerde ik toen ik als jongetje van zes de eerste afleveringen van Star Trek op Nederlandsche televisie bekeek. In iedere aflevering straalden captain Kirk en mr. Spock vanuit de Enterprise omlaag naar een geheimzinnige planeet en altijd gingen een aantal breedgeschouderde mannen in rode truien mee. Die mannen werden als eerste te grazen genomen door een gemene alien of ze bleken bij terugkomst op de Enterprise een nare uitheemse ziekte te hebben opgelopen.

Star Trek is mijn hele leven bij me gebleven. In 1979 kwam de eerste van een lange reeks Star Trek-speelfilms uit. In 1987 begon de tweede televisieserie: Star Trek: The Next Generation. Vervolgens kwamen spin offs Deep Space Nine en Voyager. Van 2001 tot 2005 werd de prequel Star Trek: Enterprise op de buis getoond. Er verscheen een speelfilm met een piepjonge Kirk en Spock. Maar na 40 jaar leek het toch echt afgelopen. Gelukkig heb ik de dvd's nog.

Ik heb er ook wat aan overgehouden, en niet alleen een fascinatie voor astronomie en ruimtevaart. Achteraf gezien werden in Star Trek consequent mooie waarden als zelfbeschikkingsrecht en gelijkwaardigheid ten tonele gevoerd en ik sluit niet uit dat dit is blijven plakken. Ook in ander opzicht was Star Trek baanbrekend: het zond de eerste kus van een witte man en een zwarte vrouw op televisie uit. Dat was wat, in het Amerika van de late jaren zestig. Als je nu 'interracial' in een zoekmachine typt krijg je ook plaatjes met ... eh ... laat ik zeggen interacties tussen witten en zwarten, maar die gaan iets verder dan een onschuldig kusje.

Maar Star Trek is niet dood, Star Trek leeft. In een hoekje van het internet ontdekte ik dat hardcore fans gewoon doorgegaan zijn met het maken van programma's. Zonder winstoogmerk, gewoon voor de lol, en variërend van tenenkrommend slecht tot best aardig.
Zo heeft voormalig Elvis-imitator James Cawley onder de naam New Voyages negen afleveringen opgenomen die verder gaan waar The Original Series is gestopt. In een verlaten garage in New York heeft hij de complete sets nagebouwd waarin hij en z'n vrienden enthousiast acteren. Helaas zijn de schuifdeuren niet ver weg.
Een andere crew heeft twee afleveringen van Starship Farragut gemaakt, die in het zelfde tijdperk spelen. Helaas maar twee, want de uitvoering is veel gelikter dan die van Cawley c.s.
Op basis van het Star Trek-universum van Deep Space Nine en Voyager zijn de series Hidden Frontier en Odyssey gecreëeerd. Daar moet ik me nog in verdiepen. Er is Star Ship Exeter, maar om een of andere reden krijg ik de bestanden niet van de site gedownload. En er bestaat ook nog een complete speelfilm, Of Gods And Men.

Er valt dus nog veel te ontdekken. Mijn rode trui blijft voorlopig in de kast.

zaterdag 14 april 2012

Ik word steeds linkser. Daar is ook alle reden toe. Rechts economisch beleid (ongebreidelde en ongecontroleerde marktwerking) heeft de huidige crisis veroorzaakt. De oorzaken van de crisis worden vervolgens niet aangepakt, maar de effecten van de crisis worden gebruikt om een rechtse agenda te legitimeren: een kleine overheid en wie het zelf niet redt, zoekt het zelf maar uit. Om het allemaal nog onverteerbaarder te maken, krijgen de zwakkeren in de samenleving te horen dat het eigenlijk hun eigen schuld is dat ze niet mee kunnen komen. Veel erger moet het niet worden.

Mijn politieke principes zijn eigenlijk niet zo heel links. De autonome mens staat centraal, maar autonomie is betrekkelijk. Ik wil voor iedereen gelijke mogelijkheden (dat is iets meer dan alleen 'kansen') voor ontplooiïng en deelname aan de samenleving. Ik vind dat de staat van en voor de burgers is (en niet andersom) en ik ben dus voor vergaande democratisering. En omdat we met z'n allen stinkend rijk zijn, moet er voor iedereen een fatsoenlijk bestaansminimum zijn (dat hoger ligt dan de armoede die we bijstand noemen), bij voorbeeld in de vorm van een basisinkomen.
Ik wil solidariteit en gelijkwaardigheid. Anders gezegd: zij die het geluk hebben van een gezond lichaam en een gezonde geest zijn solidair met hen die dat niet hebben.

Een goed gedachtenexperiment om te bepalen wat een rechtvaardige samenleving is, wordt door John Rawls beschreven in A theory of justice. Het staat bekend als de 'veil of ignorance'.
Het werkt heel eenvoudig: zet een groep mensen bij elkaar en laat ze bepalen wie in een samenleving welke rechten en plichten heeft. Hoeveel belasting wordt er betaald? Hoe gaan we om met zieken, ouderen en gehandicapten? Ga zo maar door. Om te voorkomen dat de deelnemers vanuit hun eigen, huidige positie gaan redeneren, is van te voren niet bekend welke plaats ze in die samenleving gaan innemen: de 'veil of ignorance'. Een gezonde dertiger met een huis in een Vinexwijk zou in die samenleving ook een zwarte lesbische bijstandsmoeder in een rolstoel kunnen zijn. Zonder gekheid: de uitkomst van dit experiment levert meestal een rechtvaardiger model op dan de samenleving die we nu hebben.

Maar we krijgen het kennelijk niet voor elkaar om de boel goed in te richten. Ingrijpen is geboden, maar hoe? Moet de staat alles regelen? Denken we dat de markt er wel in voorziet? Of vertrouwen we dat burgers het met elkaar wel zullen regelen? Het laatste, de natte droom van het CDA, heeft al bewezen niet te werken. Wat over blijft is de discussie over staat versus markt.

Dat 'de markt' heeft gefaald behoeft nauwelijks betoog. Kijk om u heen. Terwijl we rijker zijn dan ooit, worden complete bevolkingsgroepen in de armoede gedrukt. Burgers en staten verliezen hun mogelijkheid tot zelfbeschikking omdat de financiële markten de dienst uitmaken. Alsof die markten niet te stuiten elementaire natuurkrachten zijn! Kolder! Markten zijn door mensen in het leven geroepen mechanismen en kunnen dus ook weer worden afgeschaft.
Maar staatssturing is ook niet de oplossing, zult u tegenwerpen. Kijk naar de voormalige Sovjet-Unie met hun vijfjaren-plannen, of naar Noord-Korea. Ik ben het met u eens. Staatssturing kan je ook overdrijven.
En de markt heeft ook zoveel goeds gebracht, zult u zeggen. Zonder markt waren we nooit zo rijk geworden als we nu zijn. Dat is niet helemaal waar. Duik in de geschiedenis en je ziet dat rijkdom van landen komt door technologische voorsprong, beschikbaarheid van natuurlijke grondstoffen, een voordelige geografische positie, marktmanipulatie, grof geweld of een combinatie van deze factoren. Dat heeft allemaal niets van doen met marktwerking.
Dan gooit u het laatste argument op tafel: zonder de markt geen innovatie. Maar dat is ook niet waar: de belangrijkste innovaties kwamen voort uit door staten geïnitieerde en betaalde programma's. Een aantal voorbeelden. Het internet is ontstaan uit een Amerikaans militair computernetwerk, Arpanet. Het World Wide Web is een bijproduct van CERN, de door Europa gefinancierde deeltjesversneller. Zonnepanelen: Amerikaans ruimtevaartprogramma. GPS: Amerikaanse militaire satelliettechnologie. Kernenergie: The Manhattan Project, en ga zo maar door.

Waar is de markt dan wel goed voor? Eigenlijk alleen om binnen strak geformuleerde randvoorwaarden producten goed en efficient te fabriceren. En ook dat leidt tot ongewenste effecten. Het enige namelijk waar iedere keer op beknibbeld kan worden, zijn de kosten van arbeid. Dat is een race naar het putje, kijk maar naar de arbeiders van Foxconn in China. Is dat wat we willen?
We hebben de boel behoorlijk laten sloffen. Want niet alleen de financiële markten richten een ravage aan, ook dichter bij huis is de boel ontspoord. Wat zijn we opgeschoten met de vrije energiemarkt? Energie is er niet goedkoper van geworden en het aanbod is volkomen ondoorzichtig. De voedselindustrie levert producten die niets meer met voeding te maken hebben. Kleuters zijn doelwit van marketeers.

Dan toch maar de staat? Bij gebrek aan beter, ja. Waarbij de staat marktwerking toestaat indien die geen schade aanricht aan mens en milieu. Om die staat te laten functioneren hebben we wel burgers nodig met ouderwetsche burgerzin, die niet alleen voor het kortzichtige eigenbelang strijden, maar ook voor de samenleving als geheel, die anderen gunnen wat zij zichzelf gunnen.

Ik denk, ik hoop dat er genoeg van dit soort burgers zijn. Aux armes, citoyens.