In mijn wijk zijn straatcoaches actief. Voor wie denkt dat hun enige functie het niet geven van handen aan vrouwen is: ze zijn bedoeld om rondhangende jeugd in het gareel te krijgen.
Ik had er nog niet veel van gemerkt. Ze fietsen vaak in koppeltjes langs, herkenbaar aan hun slecht zittende grijze jassen met logo op de rug. Op het naburige winkelplein scholen ze samen. Ze staan dan met hun rug naar de rondhangende jeugd en kletsen wat.
Op de parkeerplaats naast mijn flat, pal onder het raam van mijn werkkamer, verzamelt zich wat jeugd rond een defect scootertje. Deze jeugd is duidelijk uit een ander deel van de wijk afkomstig, en op bezoek in dit witte ghetto. Onder het uitstoten van onverstaanbare keelklanken wordt er wat geduwd en getrokken.
Totdat twee straatcoaches hen in het snotje krijgen. Kaarsrecht gaan ze op hun doel af. ‘Goedenmorgen heren. Alles in orde?’ Gezaghebbende stem, helder Nederlands. De rest van het gesprek gaat op lager volume en ik kan het vanachter mijn bureau niet verstaan. Maar binnen vijf minuten lopen de jongelui weg, om beurten het scootertje voortduwend.