We nemen met een etentje afscheid van een gewaardeerde collega. Ik arriveer als eerste in het restaurant. Er is gereserveerd; ik wacht tot me onze tafel wordt gewezen. Het is een grote tent, verbouwd en uitgebouwd en onoverzichtelijk. Verderop in een gang staat een ober ergens op te wachten. Hij ziet me staan. Na vijf minuten bedenkt hij dat hij wel eens naar me toe zou kunnen lopen.
Op tafel staat al wat klaar: schaaltjes gesneden ui, gesneden champignon, onduidelijke salade en plastic bakjes met chemisch gekleurde saus. Ook staan er rekjes met pannetjes. Het dringt langzaam tot me door. Jezus. 43 en ik ga voor het eerst van m’n leven gourmetten.
Er druppelen meer collega’s binnen. Het lukt ons de aandacht van de ober te trekken. ‘Wij lusten wel een biertje.’
‘Dan gaat de klok lopen, meneer.’
De klok? ‘Ja, meneer. Het onbeperkt gourmetten duurt twee uur, en als u een drankje bestelt, begint de klok te lopen. Dan serveren we de soep en daarna kunt u gaan gourmetten.’
Nog lang niet iedereen is binnen, en we willen de laatkomers niet in de problemen brengen. Misschien behoort een glaasje water wel tot de mogelijkheden? De ober aarzelt.
‘Laat maar, we wachten wel op de rest.’
Vanochtend word ik met honger wakker. Eerst maar eens goed ontbijten.