Aan het begin van het theaterseizoen wordt mijn brievenbus volgepropt met programma’s. Er zit altijd wat tussen dat bij een eerste verkenning van de agenda’s onopgemerkt is gebleven. Mijn oog valt op een serie maandagavondconcerten van het NedPho, in het bijzonder eentje met de nulde van Bruckner.
Met E. zit ik af en toe in het Concertgebouw. Onze muzikale smaken verschillen enigszins, maar we treffen elkaar bij Sjostakovitsj. Waar mijn voorkeuren divers (maar wel uitgesproken) zijn, concentreert hij zich op de grote B’s: Beethoven, Brahms en Bruckner. In Beethoven ga ik met hem mee, in Brahms ook wel (maar dan vooral de kamermuziek), maar Bruckner? Bruckner heb ik altijd gemeden, waarschijnlijk vanwege de kwalificatie van studievriend T. lang geleden: ‘Bruckner? Brood mee!’
Ik houd echt van veel en lang, ook in de muziek. Wagner is een goede vriend. Ik heb een box met de Bruckner-symfonieën (KCO onder Haitink) in huis, maar die is altijd onaangeroerd gebleven. Tot voor kort. Op voorspraak van E. ben ik gaan luisteren, en het valt niet tegen. Maar er staan wel noodrantsoenen klaar.