Met de strijkkwartetten van Schönberg op de stereo (een goedmakertje voor gisteravond), een pijp met Black Shag (de favoriete tabak van Sherlock Holmes, maar uit een blikje en niet uit een ‘Persian slipper’) tussen de kaken en een glas Lagavullin onder handbereik beschouw ik mijn nieuwste aanwinst van boekhandelaar B.: de bundel Door de nacht van Jan G. Elburg.
Poëzie is niet echt mijn ding. Zoals ieder beschaafd mens heb ik Gerrit Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten in huis en ook houd ik van de sonnetten van Shakespeare en van de Rubaiyat van Omar Khayyam. Dat is het wel.
Tijdens mijn studententijd raakte ik bevriend met R., zoon van de dichter; we waren allebei actief in de Jonge Democraten. En zoals dat gaat met vrienden, je komt dan ook wel eens bij de ouders thuis.
Ik heb herinneringen aan een herfst- of winteravond in een groot en donker huis in Haarlem. Overal hangt kunst, de platenkast staat vol jazz – veel bebop. De gesprekken gaan over politiek, literatuur en het leven. Elburg sr. schenkt Lagavullin.
Zoals eerder gemeld, ik ben geen verzamelaar maar een bundel van Elburg kan ik niet laten liggen. Dat begon met zijn debuut, Serenade voor Lena (uit 1941 en niet, zoals Wikipedia beweert, uit 1943) en nu dus Door de nacht (1948, maar geschreven in 1942-1944).
Schönberg is klaar. Nu For musicians only. Ik lees het boekje in een keer uit.