zaterdag 15 maart 2008

Ik weet niet hoe ze heet. Een jaar of tien geleden kwam ik voor het eerst met haar in aanraking. Ik was net geïnstalleerd als raadslid en ze kwam naar me toe, op volle snelheid pratend over een kwestie waar ik het bestaan nauwelijks van wist. Al gauw merkte ik dat ze zich zo met allerlei zaken in het stadsdeel bemoeide, druk pratend, betrokken, een beetje hyper.

Aan politiek doe ik al heel lang niet meer, maar omdat ze bij mij in de straat woont, kwam ik haar een enkele keer tegen en maakten we een kort, nietszeggend praatje. Dat laatste praatje is drie jaar geleden, zo niet langer.

Toen ik vanochtend de kranten uit de bus aan het hengelen was, stond ze ineens voor de ingang van ons flatgebouw. Ze viel direct met de deur in huis: ‘Nog steeds lid van D66?’ Ik legde uit dat ik na het Afghanistan-debâcle en het toetreden tot een CDA-kabinet mijn lidmaatschap had opgezegd. ‘Misschien voelt u zich bij ons, de VVD, meer thuis,’ zei ze terwijl we richting lift liepen. Ik was al snel op mijn verdieping, en stapte met een nietszeggend antwoord en een vriendelijke groet snel uit de lift.