vrijdag 31 december 2010

De beste webmaster ter wereld is dood. Of was hij een blogger? Het etiket is niet belangrijk. Denis Dutton, de drijvende kracht achter Arts & Letters Daily, stierf afgelopen dinsdag.

Voordat u verder leest, bekijkt u Arts & Letters Daily eerst eens. De formule is simpel: iedere dag een selectie van artikelen uit een veelvoud aan bronnen over kunst, literatuur en wetenschap. De artikelen worden aangeprezen met een vaak provocerend maar altijd intrigerend zinnetje, zoals: ‘Edward Hopper was a painter without any sense of humor, wit, or self-awareness. He relied on cliché, it’s all he understood ...’ Zoiets trekt mijn aandacht, want Night Hawks is een van mijn favoriete schilderijen. Het artikel is naar aanleiding van een tentoonstelling van Hoppers werk in The Whitney Museum of American Art. Jammer dat ik niet in New York woon.

Ander voorbeeld. ‘Human rights as a lovely end of Western history is a late 20th century fancy used to justify ruinous wars of intervention. It is mere utopian dreaming ...’ Daarmee krijg je mij als links-liberaal wel op de kast. Het verwijst naar een bespreking door John Gray van The Last Utopia: Human Rights in History van Samuel Moyn in The National Interest.
Volgens Moyn zijn mensenrechten, zoals we die nu kennelijk algemeen geaccepteerd hebben (behalve door Wilders en de zijnen, natuurlijk) een uitvinding van de laatste dertig jaar en geen onontkoombare ontwikkeling vanuit een Joods-Christelijke traditie. Dit standpunt wordt onderbouwd: Moyn beschouwt A theory of justice uit 1971 van John Rawls als zeer invloedrijk in het ontstaan van mensenrechten (hoewel Rawls het over individuele rechten heeft). En inderdaad: A theory of justice staat heel hoog in mijn lijstje met belangrijke boeken. Ik kom u er graag een avondje over doorzagen.
Vervolgens wijst Moyn erop dat mensenrechten en de (moderne) natie-staat onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat dit pas mogelijk was in het postkoloniale tijdperk, waarin het zelfbeschikkingsrecht van volkeren werd benoemd. Sterker, zonder een daartoe ingerichte staat zijn mensenrechten niet mogelijk. Zie de huidige staat van Irak, en de beloftes (niet de verwachtingen) waarmee de ‘regime-changers’ de Irak-oorlog zijn ingegaan.
Maar waar Moyn zijn respect betuigt voor het utopische karakter van mensenrechten, neemt Gray ook dat op de korrel. Moyn denkt dat universele mensenrechten haalbaar zijn, Gray niet. Gray denkt dat een ‘universeel moreel minimum’ het hoogst haalbare is.

En nu begrijpt u waarom Arts & Letters Daily mijn favoriete maar ook een gevaarlijke website is. Een provocatieve ankeiler van 27 woorden resulteert in een gang langs mijn boekenkast en het flink door elkaar schudden van mijn politieke opvattingen. Voordat je het weet zit je weer uren te lezen.

woensdag 22 december 2010

Van Dobben, Kwekkeboom, Holtkamp, Febo: allemaal Amsterdamse kroketten. En ieder op z’n eigen manier superieur aan wat er buiten de hoofdstad wordt gefabriceerd. Zojuist haal ik een vrachtwagen in met daarop in enorme letters: Amsterdamse croquetten. Die uit Heerhugowaard blijken te komen. Caveat emptor.

zaterdag 4 december 2010

Een lijstje met favoriete muziek is altijd aan verandering onderhevig maar door de jaren heen zijn het toch altijd weer dezelfde ‘usual suspects’. Die stukken hebben een gemeenschappelijk kenmerk: ik maakte er kennis mee zo tussen mijn negentiende en vierentwintigste levensjaar. Kennelijk stond ik toen enorm open voor al die (voor mij) nieuwe indrukken en wat ik toen mooi vond, vind ik nu nog steeds mooi.
Dat wil niet zeggen dat ik later geen mooie muziek meer heb ontdekt, integendeel. Maar op een of andere manier is de waardering anders. De stukken die ik in mijn ‘impressionable age’ heb leren kennen, raken me echt, terwijl de stukken die ik later heb ontdekt me op een meer intellectueel niveau aanspreken.
Natuurlijk is deze dichotomie niet zo scherp als ik het hier opschrijf; er zijn nuances, grijze gebieden en uitzonderingen.

Soms heb je aan een paar noten genoeg om te weten: yes! Dit is mooie muziek! Op zondagmorgen, nadat ik op BBC 1 met Andrew Marr de Engelse politiek heb doorgenomen, schakel ik naar Nederland 1, naar Vrije Geluiden. Een ijle viool klinkt, ik zie een strijkkwartet. Ik herken de muziek niet. Pärt? Gorecki? Lutoslawski? Nee, ene Peteris Vasks. Hij komt uit Letland, dus topografisch zit ik in ieder geval wel in de goede richting.
De muziek van die Oostzee-componisten is muziek waar ik op latere leeftijd kennis mee heb gemaakt en van ben gaan houden. De laatste noot van het strijkkwartet van Vasks is dan ook nog niet verstomd of ik zit al achter de Mac om deze uitvoering van het Navarra Quartet te bestellen.

Nu hangen de verstilde noten van strijkkwartet no. 2 in de huiskamer, en ik ben met kippevel dit blogje aan het typen.

woensdag 1 december 2010

De eerste sneeuw van het jaar valt natuurlijk op een avond dat ik naar het Concertgebouw ga. Het zijn maar drie of vier vlokken, maar het is genoeg om de hele Randstad op slot te zetten. Hoe komen Nederlanders aan hun rijbewijs? Bij een pak cornflakes?

Ik heb met E. afgesproken voorafgaand aan het concert een hapje te eten. We houden elkaar per telefoon op de hoogte van onze vorderingen richting de hoofdstad. Hij ligt ruim een half uur op me voor. Hoewel mijn chauffeur met behulp van traction control en ABS zijn best doet om de vaart er in te houden, is een Mercedes geen tank en bepaalt de rest van het blik ons tempo. Tegen zeven uur is het nog niet zeker of ik op tijd zal zijn om nog iets naar binnen te werken. Ik bel E.: ‘Wacht niet op mij en ga eten. Het heeft geen zin om allebei hongerig de zaal in te gaan. Ik meld me wel als ik de stad in rijd.’
Het valt uiteindelijk mee en tien voor half acht rijd ik over de Utrechtse brug de Rijnstraat in. Ik pak de telefoon weer. ‘Ik ben er over een kwartier. Bestel maar wat voor me!’
Vijf over half acht ben ik in het restaurant en een minuut later heb ik een bord dampende risotto voor m’n neus. Heerlijk. Er is nog net genoeg tijd om te eten en het concert door te nemen.

E. probeert al een tijdje zijn liefde voor Bruckner op me over te brengen. Ik ben de symfonieën gaan luisteren (KCO, Haitink) en ik begin het een beetje te begrijpen en te waarderen. Vanavond mijn eerte Bruckner ‘live’: de nulde door het NedPho. Daarbij nog een stukje Lalo (celloconcert) en Weber (overture Freischütz). Bruckner is uitstekend. Er kan toch niets op tegen een goed orkest in een fraaie concertzaal. Waarom wil Bruin I hier op bezuinigen? Koop dan geen straaljagers!

Bij een biertje na afloop ontdek ik op mijn beurt bij E. een lacune in zijn muzikale kennis: jazz. Ik beloof dat ik wat aanbevelingen voor luisterwerk zal sturen en we nemen afscheid.

Thuis duik ik op de platenkast, hoewel het bijna middernacht is en er morgen weer gewoon gewerkt moet worden. Waar laat je iemand naar luisteren als introductie in jazz? Ik ben geen kenner. Voor mij zijn er twee soorten jazz: bop en (big band) swing. Bij bop wil ik whiskey drinken en roken en bij een vette big band het gaspedaal diep indrukken. Maar welke albums dan aan te bevelen? Goed dan, deze.

For musicians only, met o.a. Gillespie, Getz, Stitt en Brown. De eerste track heet volkomen terecht Bebop. En An historical musical first van Frank Sinatra en Count Basie. Sinatra? Sinatra. Dit is het meest onderkoeld swingende album dat hij ooit gemaakt heeft. Dat hoor je meteen bij de eerste noot die Basie op de piano aanslaat.