vrijdag 31 december 2010

De beste webmaster ter wereld is dood. Of was hij een blogger? Het etiket is niet belangrijk. Denis Dutton, de drijvende kracht achter Arts & Letters Daily, stierf afgelopen dinsdag.

Voordat u verder leest, bekijkt u Arts & Letters Daily eerst eens. De formule is simpel: iedere dag een selectie van artikelen uit een veelvoud aan bronnen over kunst, literatuur en wetenschap. De artikelen worden aangeprezen met een vaak provocerend maar altijd intrigerend zinnetje, zoals: ‘Edward Hopper was a painter without any sense of humor, wit, or self-awareness. He relied on cliché, it’s all he understood ...’ Zoiets trekt mijn aandacht, want Night Hawks is een van mijn favoriete schilderijen. Het artikel is naar aanleiding van een tentoonstelling van Hoppers werk in The Whitney Museum of American Art. Jammer dat ik niet in New York woon.

Ander voorbeeld. ‘Human rights as a lovely end of Western history is a late 20th century fancy used to justify ruinous wars of intervention. It is mere utopian dreaming ...’ Daarmee krijg je mij als links-liberaal wel op de kast. Het verwijst naar een bespreking door John Gray van The Last Utopia: Human Rights in History van Samuel Moyn in The National Interest.
Volgens Moyn zijn mensenrechten, zoals we die nu kennelijk algemeen geaccepteerd hebben (behalve door Wilders en de zijnen, natuurlijk) een uitvinding van de laatste dertig jaar en geen onontkoombare ontwikkeling vanuit een Joods-Christelijke traditie. Dit standpunt wordt onderbouwd: Moyn beschouwt A theory of justice uit 1971 van John Rawls als zeer invloedrijk in het ontstaan van mensenrechten (hoewel Rawls het over individuele rechten heeft). En inderdaad: A theory of justice staat heel hoog in mijn lijstje met belangrijke boeken. Ik kom u er graag een avondje over doorzagen.
Vervolgens wijst Moyn erop dat mensenrechten en de (moderne) natie-staat onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en dat dit pas mogelijk was in het postkoloniale tijdperk, waarin het zelfbeschikkingsrecht van volkeren werd benoemd. Sterker, zonder een daartoe ingerichte staat zijn mensenrechten niet mogelijk. Zie de huidige staat van Irak, en de beloftes (niet de verwachtingen) waarmee de ‘regime-changers’ de Irak-oorlog zijn ingegaan.
Maar waar Moyn zijn respect betuigt voor het utopische karakter van mensenrechten, neemt Gray ook dat op de korrel. Moyn denkt dat universele mensenrechten haalbaar zijn, Gray niet. Gray denkt dat een ‘universeel moreel minimum’ het hoogst haalbare is.

En nu begrijpt u waarom Arts & Letters Daily mijn favoriete maar ook een gevaarlijke website is. Een provocatieve ankeiler van 27 woorden resulteert in een gang langs mijn boekenkast en het flink door elkaar schudden van mijn politieke opvattingen. Voordat je het weet zit je weer uren te lezen.

woensdag 22 december 2010

Van Dobben, Kwekkeboom, Holtkamp, Febo: allemaal Amsterdamse kroketten. En ieder op z’n eigen manier superieur aan wat er buiten de hoofdstad wordt gefabriceerd. Zojuist haal ik een vrachtwagen in met daarop in enorme letters: Amsterdamse croquetten. Die uit Heerhugowaard blijken te komen. Caveat emptor.

zaterdag 4 december 2010

Een lijstje met favoriete muziek is altijd aan verandering onderhevig maar door de jaren heen zijn het toch altijd weer dezelfde ‘usual suspects’. Die stukken hebben een gemeenschappelijk kenmerk: ik maakte er kennis mee zo tussen mijn negentiende en vierentwintigste levensjaar. Kennelijk stond ik toen enorm open voor al die (voor mij) nieuwe indrukken en wat ik toen mooi vond, vind ik nu nog steeds mooi.
Dat wil niet zeggen dat ik later geen mooie muziek meer heb ontdekt, integendeel. Maar op een of andere manier is de waardering anders. De stukken die ik in mijn ‘impressionable age’ heb leren kennen, raken me echt, terwijl de stukken die ik later heb ontdekt me op een meer intellectueel niveau aanspreken.
Natuurlijk is deze dichotomie niet zo scherp als ik het hier opschrijf; er zijn nuances, grijze gebieden en uitzonderingen.

Soms heb je aan een paar noten genoeg om te weten: yes! Dit is mooie muziek! Op zondagmorgen, nadat ik op BBC 1 met Andrew Marr de Engelse politiek heb doorgenomen, schakel ik naar Nederland 1, naar Vrije Geluiden. Een ijle viool klinkt, ik zie een strijkkwartet. Ik herken de muziek niet. Pärt? Gorecki? Lutoslawski? Nee, ene Peteris Vasks. Hij komt uit Letland, dus topografisch zit ik in ieder geval wel in de goede richting.
De muziek van die Oostzee-componisten is muziek waar ik op latere leeftijd kennis mee heb gemaakt en van ben gaan houden. De laatste noot van het strijkkwartet van Vasks is dan ook nog niet verstomd of ik zit al achter de Mac om deze uitvoering van het Navarra Quartet te bestellen.

Nu hangen de verstilde noten van strijkkwartet no. 2 in de huiskamer, en ik ben met kippevel dit blogje aan het typen.

woensdag 1 december 2010

De eerste sneeuw van het jaar valt natuurlijk op een avond dat ik naar het Concertgebouw ga. Het zijn maar drie of vier vlokken, maar het is genoeg om de hele Randstad op slot te zetten. Hoe komen Nederlanders aan hun rijbewijs? Bij een pak cornflakes?

Ik heb met E. afgesproken voorafgaand aan het concert een hapje te eten. We houden elkaar per telefoon op de hoogte van onze vorderingen richting de hoofdstad. Hij ligt ruim een half uur op me voor. Hoewel mijn chauffeur met behulp van traction control en ABS zijn best doet om de vaart er in te houden, is een Mercedes geen tank en bepaalt de rest van het blik ons tempo. Tegen zeven uur is het nog niet zeker of ik op tijd zal zijn om nog iets naar binnen te werken. Ik bel E.: ‘Wacht niet op mij en ga eten. Het heeft geen zin om allebei hongerig de zaal in te gaan. Ik meld me wel als ik de stad in rijd.’
Het valt uiteindelijk mee en tien voor half acht rijd ik over de Utrechtse brug de Rijnstraat in. Ik pak de telefoon weer. ‘Ik ben er over een kwartier. Bestel maar wat voor me!’
Vijf over half acht ben ik in het restaurant en een minuut later heb ik een bord dampende risotto voor m’n neus. Heerlijk. Er is nog net genoeg tijd om te eten en het concert door te nemen.

E. probeert al een tijdje zijn liefde voor Bruckner op me over te brengen. Ik ben de symfonieën gaan luisteren (KCO, Haitink) en ik begin het een beetje te begrijpen en te waarderen. Vanavond mijn eerte Bruckner ‘live’: de nulde door het NedPho. Daarbij nog een stukje Lalo (celloconcert) en Weber (overture Freischütz). Bruckner is uitstekend. Er kan toch niets op tegen een goed orkest in een fraaie concertzaal. Waarom wil Bruin I hier op bezuinigen? Koop dan geen straaljagers!

Bij een biertje na afloop ontdek ik op mijn beurt bij E. een lacune in zijn muzikale kennis: jazz. Ik beloof dat ik wat aanbevelingen voor luisterwerk zal sturen en we nemen afscheid.

Thuis duik ik op de platenkast, hoewel het bijna middernacht is en er morgen weer gewoon gewerkt moet worden. Waar laat je iemand naar luisteren als introductie in jazz? Ik ben geen kenner. Voor mij zijn er twee soorten jazz: bop en (big band) swing. Bij bop wil ik whiskey drinken en roken en bij een vette big band het gaspedaal diep indrukken. Maar welke albums dan aan te bevelen? Goed dan, deze.

For musicians only, met o.a. Gillespie, Getz, Stitt en Brown. De eerste track heet volkomen terecht Bebop. En An historical musical first van Frank Sinatra en Count Basie. Sinatra? Sinatra. Dit is het meest onderkoeld swingende album dat hij ooit gemaakt heeft. Dat hoor je meteen bij de eerste noot die Basie op de piano aanslaat.

zaterdag 27 november 2010

Met het vorige boekje van Rob Riemen, Adel van de geest, had ik wat moeite maar De eeuwige terugkeer van het fascisme is verplichte kost voor ieder weldenkend mens. In slechts 62 pagina’s legt hij overtuigend uit dat onze huidige samenleving opnieuw ruimte biedt aan fascisme, en hoe Wilders en de PVV daar gebruik van maken. Hij noemt Wilders nog net geen fascist, hoewel dat van mij had gemogen. Die conclusie is onontkoombaar.

Samenvatten van zijn beknopte redenering en de vergelijking die hij maakt met de opkomst van het fascisme in de jaren dertig van de vorige eeuw is hier niet nodig: die 62 pagina’s kunt u heel goed zelf lezen. Die moet u zelf lezen.

Riemen is een goede voorspeller. Indertijd werd het fascisme ontkend, gebagatelliseerd of omarmd door ‘de intellectuelen’ en dat gebeurt ook nu weer. Zo opende Arend Jan Boekestijn de aanval op Riemen in een tweegesprek in Nieuwsuur. Boekestijn kon echter geen deuk in de redenering van Riemen slaan. Dat hoeft natuurlijk nog niet te bewijzen dat Riemen gelijk heeft, het kan ook zijn dat de capaciteiten van Boekestijn te kort schieten. Ik denk dat beide beweringen waar zijn: Riemen heeft gelijk en Boekestijn is een intellectuele dwerg.

De vergelijking die Riemen in zijn boekje niet heeft gemaakt, maak ik graag. Het fascisme in de vorige eeuw trok allerlei gespuis aan, en de huidige PVV-fractie zit ook vol met de onsmakelijker elementen uit onze maatschappij.
Dus koop dat boekje, lees dat boekje en bestrijd Wilders en zijn trawanten en aanhangers waar dat kan.

woensdag 17 november 2010

Het is bijna onmogelijk om met de auto vlak bij de Stadsschouwburg te komen. Terwijl ik op het Leidseplein mijn chauffeur probeer te ontwaren, rookt vriendin M. met Gijs Scholten van Aschat (I love namedropping) een sigaretje. De auto staat tegenover Americain en we haasten ons door de vrieskou naar de overkant.

Thuis nemen we onder begeleiding van een onduidelijke maar lekkere Chileense cabernet sauvignon de voorstelling nog even door. (Om misverstanden te voorkomen: voor zover ik weet staat Scholten van Aschat nog steeds bij de schouwburg te roken.) Het was M.’s eerste en mijn derde Hamlet. Zij is onder de indruk, ik zet deze versie van Oostpool af tegen mijn eerdere ervaringen en ik ben ook onder de indruk.

De vertaling en bewerking zijn goed, de enscenering is eenvoudig en effectief en in de tekst zijn af en toe snerende verwijzingen naar het kunstbeleid van Bruin I opgenomen. Prima, maar nog geen hoofdprijs. Maar er wordt vooral verdomd goed geacteerd en Sanne den Hartogh (Hamlet) en Erik Whien (Polonius) zijn ijzersterk. Voordat je het weet is de bijna drie uur durende voorstelling afgelopen.

En de rest is stilte ...

zondag 14 november 2010

Het Ministerie organiseert een Jaardag Communicatie. Als communicator in de periferie van het Ministerie moet ik daar natuurlijk bij zijn. De locatie is gunstig: het AMC. Dat scheelt reistijd.
Helaas is het Ministerie zeer terughoudend in de informatie over de Jaardag. De aanvangstijd is bekend, maar waar ik me in het AMC moet vervoegen is al minder duidelijk. In het ene e-mailtje rept men over de centrale hal en in het andere e-mailtje over de grote congreszaal. Het is ook niet helder welke ingang ik moet hebben, het ziekenhuis of de faculteit.

Eenmaal bij het AMC wordt het er allemaal niet duidelijker op. Ik zie niet zo gauw waar ik moet zijn, hoewel ik hier toch vaak genoeg geweest ben. Ik zie geen herkenningspunten. Dan realiseer ik me dat ik hier meestal per ambulance ben binnengebracht, de eerste keer nu ruim achttien jaar geleden, meer dood dan levend. Ambulances hebben hun eigen ingang.
Dan maar via de poli naar binnen. Gelukkig loop ik meteen tegen een wegwijzer naar de Jaardag aan.

De Jaardag zelf is nuttig. Niet zozeer vanwege de aangereikte informatie, maar vooral om te netwerken. Mensen die je alleen van e-mail en telefoon kent, krijgen opeens een gezicht. En omdat communicatieprofessionals aardige en sociale mensen zijn (op een enkele uitzondering na) is het ook plezierig nieuwe mensen ontmoeten.
Na een dagje luisteren en lullen heb ik een strot als schuurpapier. De lucht is kurkdroog. Een ijskoud biertje biedt soelaas.

Die eerste keer in het AMC, op de intensive care, was het ook zo erg. Ik had moeite met slikken en dronk te weinig. De dienstdoende ic-arts had de oplossing en liet een koud biertje aanrukken. Ook dat biertje hielp. Geen sondevoeding meer.

woensdag 10 november 2010

De VVD wil bij idioten die met acht borrels op achter het stuur kruipen een alcoholslot op de auto monteren. Wat is dit voor onzinnig mededogen? Iedereen die met zoveel alcohol in zijn of haar lijf wil gaan rijden is geestelijk onvolwaardig en mag onder geen enkele omstandigheid een motorvoertuig besturen. Rijbewijs inleveren en de rest van je leven lekker fietsen.

Zullen we meteen maar alle VVD-stemmers hun rijbewijs laten inleveren? Zijn we ook van de files af.

dinsdag 2 november 2010

Via LinkedIn krijg je soms een uitnodiging om profielen aan elkaar te hechten van iemand van wie je denkt: wie? Kennen wij elkaar? Bij LinkedIn is het immers de bedoeling om een netwerk op te bouwen van mensen die je kent en vertrouwt, maar dat lijkt niet iedereen even goed te beseffen.

Een week of wat terug kreeg ik een uitnodiging van S., een Body Stress Release therapeute. Nooit van gehoord. Ook haar CV en het miniscule pasfotootje gaven geen aanknopingspunten. Normaal kiep ik dan zo’n uitnodiging weg, maar nu niet. Ik bedoel, ik heb vaak genoeg spanning in mijn lijf die door een aantrekkelijke vrouw met zachte handen weggenomen kan worden.

Vannacht schrok ik wakker. S.! Natuurlijk! Zij was korte tijd een van onze eindredacteuren bij Weekblad Motor. Een bekwame eindredacteur en een aardig meisje. Maar dat is bijna twintig jaar geleden. Leuk om weer in contact te komen. Ben benieuwd of dat Body Stress Release lekker is.

zondag 31 oktober 2010

Mulisch is dood.

De persoon Mulisch heeft altijd tussen mij en zijn werk gestaan. Op school heb ik Het stenen bruidsbed en – natuurlijk - De aanslag gelezen en dat vond en vind ik goede boeken. Waarom dan niet meer gelezen? Nu terugkijkend weet ik het niet. Ik vond Mulisch altijd een beetje een verwaande bal (‘telefoon voor de heer Mulisch!’) maar dat is misschien ingegeven door de communis opinio. Er zijn diverse zaken aan hem die ik eigenlijk wel waardeer: hij rookt pijp en, zoals vandaag weer op televisie te zien is, zijn werkkamer is helemaal zoals het zijn moet.
Het wordt dus tijd om meer van Mulisch te lezen. Ik denk aan Siegfried en De ontdekking van de hemel.

En zullen we dan nu de Nobelprijs voor de literatuur aan Cees Nooteboom geven?

vrijdag 22 oktober 2010

De intellectuele oogst van een weekje vakantie: essays van George Orwell, The places in between van Rory Stewart, Alexander the Great van Robin Lane Fox en een hoofd vol deuntjes van K3.
Aan de andere kant van het gangpad zit een meiske met een e-reader. Haar duim beweegt ze onafgebroken over een knop, heen en weer. Al snel zie ik waarom: de e-reader heeft het formaat van een gemiddeld boek, maar toch staan er niet veel regels op het schermpje, dat ook niet zo heel groot is. Zelfs een trage lezer is dan inderdaad permanent bezig met duimgymnastiek.
Een tweede blik leert dat van een fatsoenlijke typografie en paginaopmaak ook al geen sprake is. De regels zijn vormloos achter elkaar geplakt.
Tevreden sla ik een pagina van mijn Penguin-pocket om. Alweer een vooroordeel bevestigd.

donderdag 21 oktober 2010

Het vliegveld van Valencia doet tegenwoordig VIP-behandeling. Ik ben de taxi nog niet uit of mijn naam wordt tegen een (zo te zien) zeer kort lijstje gecheckt. Ik word meteen meegenomen, langs lange rijen voor de incheckbalie en door de security. Tien minuten later zit ik achter een cafe solo te wachten tot ik aan boord mag.

woensdag 20 oktober 2010

Acht uur 's morgens en ik word ruw uit mijn slaap gehaald. Wat maken die krekels een herrie! Nee, dat is een kettingzaag. Benedenbuurman Heinz haalt een aantal pinos om. Ja Heinz, we vertellen je al tien jaar dat dat een goed idee is. Jij hebt zo minder naalden in je tuin, meer zon op je huis en wij hebben een beter zicht op zee.
'Jawohl,' sagt der Heinz, 'Aber wir lieben das Wald.'

dinsdag 19 oktober 2010

Je neemt de kustweg naar Moraira en even voor de Pepe La Sal sla je linksaf, naar beneden. Meteen in de bocht zit Tico-Tico. Er zijn maar een paar parkeerplaatsen en je auto staat half op de weg.

Spanjaarden gooien tussen een en drie de tent dicht en gaan lunchen in restaurantjes als Tico-Tico. Voorgerecht, hoofdgerecht, nagerecht, glaasje wijn en water erbij en een kopje koffie tot slot: daarna zijn ze weer klaar voor de baas of voor de klanten. De gerechten zijn eenvoudig, de porties niet al te groot en de prijs is daarmee in overeenstemming. Meestal ben je voor rond de tien euro helemaal gevuld.

Tico-Tico zit vol met bouwvakkers, kantoorpersoneel en een verdwaalde tourist. Anna (haar moeder staat in de keuken) heeft er veel werk aan. Aan het eerste tafeltje ontwaar ik Luisa, mijn kapster. Ik verexcuseer me: mijn verblijf is ditmaal te kort (mijn haar ook) om langs te hoeven komen.

Vooraf eten we wat brood met aioli en een stukje paté. De pato a la naranja is simpel, zeg maar boers, en wordt geserveerd met gegrilde courgettes en een gepofte aardappel. Heerlijk. De huiswijn (Don Pedro) is een adequate slobber. Ik ben niet zo van de toetjes dus ik sluit meteen af met een cafe solo.

Tegen drie uur loopt de tent snel leeg. Ik reken af: € 32,40 voor drie personen. Kantineuitbaters in Nederland kunnen hier veel van leren.

maandag 18 oktober 2010

Als professioneel communicator neem ik vaak uitdrukkingen van mijn gesprekspartners over om het wederzijds begrip te bevorderen.
Na een aantal dagen met nichtje J. is mijn vocabulaire weer wat groter geworden: 'Opperdepop.' En: 'Kan het zelluf!'
Een woord gebruikten we allebei al veel: 'Nee!'
Benissa in oktober. De dagen zijn korter, de zon staat lager aan de hemel. Het licht valt op andere plaatsen binnen. 's Zomers is het overdekte terras een koele plaats met schaduw, nu verwarmt de zon mijn oude botten. De hemel is hard blauw, de zee ook en de horizon is scherp als een scheermes.

De dagen verlopen volgens vaste patronen. Ontbijt met een croissantje, een glaasje vers sap en een espresso (sinds deze week Nespresso en ik ben er nog niet uit of dat een verbetering is). Dan een kort beraad: waar gaan we eten (of wie kookt er), wie doet welke boodschappen, wat gaan we bezoeken? Ieder gaat zijn weg.
Ik houd het meestal rustig. Na het ontbijt een pijp in het hoofd en met een boekje in de zon. In oktober kan je de hele dag in de zon zitten zonder te verbranden.
Dan een blanco y negro bij Conchi in Benissa of calamares a la andaluza bij Nancy in Moraira. Terug naar huis, nog een pijp en verder met het boek.

De zon zakt en het wordt borreltijd. Het leven begint bij 40 procent en er is een ruime keuze. Ditmaal is de Uno en mil favoriet. Olijfjes, amandeltjes, een stukje chorizo en een puntje manchego erbij en het feest is compleet.
Als de zon weg is, wordt het frisser maar met een fleece om de schouders kan je prima buiten eten. Een enkele keer wordt het te gek en gaan we naar binnen. Met een vuurtje in de open haard is het leed snel geleden.

Het is deze week volle bak, de hele familie is er. Nichtje J. (drie jaar) speelt in de jacuzzi. Ze laat haar gietertje vallen en zegt keihard: 'Godverdomme!'

woensdag 6 oktober 2010

Ik ben niet goed thuis in de geschiedenis van de christenpolitiek, zeker niet de periode voor het CDA.

Dat komt ook omdat ik op religie gebaseerde politiek niet begrijp. Hoe kan iemand zijn politieke opvattingen baseren op een willekeurig boek, of op uitspraken van mannen in jurken? Ieder mens, dus ook een politicus, is verantwoordelijk voor zijn eigen normen en waarden, en voor de daarop gebaseerde keuzes en acties. Een beroep op een gebod van anderen getuigt van intellectueel onvermogen.
Maar dit terzijde.

De tweedeling in het CDA lijkt zich af tekenen langs de lijn katholiek-protestant. Katholiek: voor Bruin I, protestant: tegen. Een uitzondering is Hirsch Ballin: katholiek en verklaard tegen.

Waarom zijn katholieken voor Bruin I? Een aantal mogelijkheden.

Vooral in katholiek Limburg en Brabant heeft het CDA veel aan de PVV verloren.
Wilders komt uit Limburg.
Het Vaticaan was fout na de oorlog (verborg nazi's in kloosters en hielp ze ontsnappen naar Zuid-Amerika).
Leider Verhagen is katholiek.

Waarom zijn protestanten tegen Bruin I?

Ik weet het niet zeker. Maar het komt waarschijnlijk omdat ze principiëler zijn. Dat begon immers al bij Luther.

Toch zijn deze verklaringen niet helemaal bevredigend. Een volgend kabinet moet echter overwegen de varkensboeren en fanfareblazers over te doen aan de Belgen.

zaterdag 2 oktober 2010

Nu Bruin I (bijna) een feit lijkt, wordt het tijd het begrip ‘fout na de oorlog’ opnieuw onder de aandacht te brengen.

Wilders en zijn stemmers maken onderscheid op geloof en impliciet op ras. Ze zijn voor een repressieve staat. Hun taalgebruik is revanchistisch. De qualificatie ‘fascisten’ is dus gerechtvaardigd. En dat maakt de CDA- en VVD-stemmers daarmee tot collaborateurs.
Het is mogelijk dat er CDA- en VVD-stemmers zijn die zich niet met Wilders en zijn stemmers wensen te encanailleren. Maar omdat CDA en VVD zich niet op voorhand van Wilders en zijn stemmers hebben gedistantieerd is er ten minste sprake van voorwaardelijke schuld.

In 2010 is het gelukkig weer mogelijk om ‘goed’ en ‘fout’ eenvoudig te scheiden.

woensdag 29 september 2010

Verderop de A2 wordt een woonwagen vervoerd. Niet zo'n Pipo-ding, maar het type 'kamper', van quasi-baksteen. Als ik dichterbij kom, zie ik dat het geen woonwagen is, maar een serie kant-en-klare erkertjes. Van baksteen, met kozijnen en een keurig dakpannen dakje. Gat in de voorgevel hakken, erkertje d'rtegen, dichtkitten en klaar. Geniaal. Binnenkort bij de Gamma.
De pannenset heeft onderdak gevonden.

zondag 26 september 2010

‘Dieren zijn kapot!’ zegt nichtje J. van bijna drie na een blik op de hertenkoppen aan de muur. Close, but no cigar. Het zijn geen opgezette koppen, het is namaak. Maar dat is dan ook de enige teleurstelling van de verjaardagslunch van moeders bij Kraantje Lek.

Het is de middag van het grote jeugdsentiment. Kraantje Lek staat in Overveen en om er te komen rij ik door de buurt waar ik ben opgegroeid. Ik kom langs mijn kleuterschool, lagere school en middelbare school en het zwembad. De Bloemendaalseweg is eigenlijk niet veranderd, ook al zijn het niet meer dezelfde winkels. Maar de bakker is nog steeds een bakker en de chinees is nog steeds een chinees, met zelfs dezelfde naam: Tong Ah.
Toen ik daar als klein jongetje voor het eerst mee naar toe genomen werd was het nog een klassiek café-restaurant. Ik kan me niet herinneren wat de naam daarvan was, maar wel de uitsmijters die ze serveerden: twee witte boterhammen met twee plakjes fabrieksham en twee spiegeleieren, geflankeerd door een plakje tomaat en een stukje augurk. Toen het een chinees werd bleven dezelfde obers bedienen, en dat begreep ik niet helemaal. Overigens lagen dezelfde fabrieksham en hetzelfde gebakken ei bovenop de nasi. Het was vroeger een bar slechte chinees en als ik Iens mag geloven is dat nog steeds zo.
Verderop een verrassing: restaurant Roozendaal is niet meer. De tent wordt verbouwd. Dan langs het Brouwerskolkje, landgoed Duinlust en ik ben bij Kraantje Lek.

Ik ben al gewaarschuwd dat de Blinkert, het grote zandduin achter Kraantje Lek, kleiner is geworden en dat de Holle Boom vervangen is door een exemplaar in brons. Maar de speeltuin is exact zoals ik me het herinneren: de staschommels, de grote wip en de mechanische beesten. Alleen moet daar nu 50 eurocent in. Hoeveel was dat vroeger?

De lunch is een groot succes. Kraantje Lek serveert uitstekende kroketten.

donderdag 23 september 2010

Thee is voor mietjes (en vrouwen). Kerels drinken koffie. Bij de Jonge Democraten konden we door middel van deze dichotomie eenvoudig bepalen wie geschikt was voor het betere campagnewerk, en wie zich tot notuleren moest beperken.

Ik ben een junk. Ik kan zonder alcohol, ik kan maanden niet roken, maar ik kan geen dag zonder koffie. Onthoud mij mijn koffie en ik krijg koppijn en ik word naar – voor mijn omgeving. Mijn collega’s weten dat. Als ik binnenkom krijg ik meteen een kop voorgezet. Niet omdat ze me aardig vinden, maar uit zelfbehoud.

Ik weet niet hoe oud ik was toen ik mijn eerste kopje koffie dronk, maar ik weet wel dat het uit een plastic Mickey Mouse-kopje was. Kort na die eerste kop liet ik de melk weg. Zonder suiker was een kleine stap.
Mijn moeder zette koffie op de ouderwetsche manier, in een aardewerken koffiepot met een filterhouder. Koffie in het filter, water koken en handmatig opschenken. De eerste keer een klein beetje, om de koffie te laten wellen, en vervolgens een scheut per kopje. Met een goede kwaliteit koffie levert dit een prima, klassieke bak koffie op.
Op enig moment kwam een koffieapparaat in huis, van Philips natuurlijk. Die heeft het lang uitgehouden, tot en met de verbouwing van mijn huidige flatje. Toen ontdekte ik de espresso.

Nederland heeft geen koffiecultuur. Hoewel ons landje de koffie in de zeventiende eeuw wereldwijd populair heeft gemaakt, en Nederlanders grootverbuikers zijn, weten we niet hoe een kop koffie kan – en moet - smaken. Het bewijs? Nederland is massaal aan de Senseo gegaan. Bruin, bitter drab met een mechanisch schuimlaagje. Philips en Douwe Egberts liggen in een deuk.

De Keuringsdienst van waarde ging vanavond over automatenkoffie, het spul dat ook ik op kantoor drink. Al mijn bange vermoedens blijken te kloppen. En toch blijf ik het spul drinken. Zoals gezegd, ik ben een junk.
Thee is geen alternatief. Niet vanwege het imagoprobleem, maar omdat Nederlanders ook geen theecultuur hebben. Een zakje Pickwick Engelse melange smaakt naar karton. Uit pure armoede wordt ook thee met een chemisch fruitsmaakje aangeboden. En ook die troep wordt met hectoliters tegelijk weggeklokt.

Over echte thee (want echte thee is echt lekker) een andere keer. Nu een espressootje. Een Izzo Grand Espresso, denk ik.

dinsdag 21 september 2010

Gek van boeken wordt op een gegeven moment gek van de boeken. Dan is het tijd voor drastische maatregelen.
Toen ik mijn flatje in Amsterdam ging inrichten zette ik een flink aantal strekkende meters boekenkast neer. Al snel volgde een extra dubbele kast. En nog een. Boeken werden dubbel geparkeeerd. Op de kasten werd gestapeld. De vensterbank raakte vol. De nieuwste aanwinsten lagen op tafel.
Tien jaar terug vond de eerste ingreep plaats. De boeken waar ik niet zoveel meer mee had, die ik toch nooit zou herlezen of waar ik me enigszins voor geneerde, verdwenen in dozen en naar de berging. Dat gaf lucht.
Onlangs liet ik me tegen vriendin M. in onbewaakt ogenblik ontvallen: ‘Het wordt wel vol, hè?’ Dat had ik niet moeten doen. ‘Ik kom je wel helpen!’ zei ze enthousiast. Er was geen weg meer terug.

Weggooien van boeken is een doodzonde, net zo erg als verbranden. Andere bewoners van mijn flatgebouw die met hetzelfde probleem kampen leggen overtollige boeken in de centrale hal, zodat iedereen wat van zijn gading kan pakken. Opeens ligt er dan een curieuze verzameling en het is altijd leuk om proberen te raden van wie deze verschoppelingen geweest zijn.
Gelukkig is er een betere weg. In de Groene Amsterdammer staat al jaren deze advertentie:

Last van een uitpuilende BOEKENKAST of gaat u verhuizen? Liefhebber (Theo 06 – 2395 1001) haalt ze graag op en betaalt een (bescheiden) vergoeding.

Ik had natuurlijk ook boekhandelaar B. bunnen bellen maar ik wist dat tussen de boeken die ik weg ging doen geen bijzondere exemplaren zouden zitten. Het zou voor hem de trip uit Nijmegen niet waard zijn. Ik belde Theo.

Afgelopen weekeinde was het zover.

Ik had nog nooit afscheid genomen van boeken. Alle boeken die ik sinds mijn prille jeugd gekocht, gekregen, gejat en geleend (en nooit teruggegeven) heb, waren tot voor kort bij mij. Alle tien verhuizingen.
We begonnen met het uitpakken van de dozen. Ik wilde alles nog een keer door mijn handen laten gaan en zeker weten dat een afscheid gerechtvaardigd was.
Voor het overgrote deel was dat inderdaad zo. De verzamelde werken van Tom Clancy, Dick Francis, Colin Dexter en vele andere schrijvers van detectiefjes, thrillers en avonturenromans, een enorme rij science fiction, een verzameling autoboeken en heel veel meuk. Tien verhuisdozen.
Maar ook wat blijvertjes. De Bob Evers-serie. En, ik schaam me dat ik die ooit heb ingepakt, Oorlogswinter.

Daarna volgde de staande collectie. Dat leverde nog eens een doos of zes op. Mijn niet zo kleine woonkamer lag helemaal vol met boeken. Vervolgens moest alles, in een logisch systeem, weer in de kasten. Hebt u wel eens proberen uit te leggen volgens welke criteria u boeken indeelt? Ik denk dat M. mij niet altijd heeft kunnen volgen in mijn beslissingen. Haar hulp was echter van onschatbare waarde, het was anders nooit in een weekeinde gelukt.

Aan het einde van de zondagmiddag kwam Theo langs, vergezeld van zijn vrouw (die ik weer uit een heel andere context bleek te kennen, maar dit terzijde). Ik verontschuldigde mij: ‘Het is iets meer dan ik eerst dacht.’ Theo had gelukkig een grote auto.

Zondag sprak M. ware woorden: ‘Het geeft niet alleen lucht in je huis, maar ook in je hoofd.’

Dit was een lang blogje. Maar het was ook een emotionele gebeurtenis.

vrijdag 17 september 2010

De vaderlandsche omroepen zijn niet goed in krimi’s en politieseries, op de KRO na. Niet alleen weet de KRO goede Britse series (Morse, Dalziel & Pascoe, Silent Witness, Midsomer Murders en Waking the dead) in te kopen, ze zetten nu zelf ook een prima product op het scherm: Penoza.

Het was jarenlang behelpen. Ik ben opgegroeid op een dieet van Derrick en Tatort en ik kon mijn geluk niet op toen er kabel kwam en ik niet meer hoefde te wachten op de inkopers van de Avro en de Tros: gewoon Tatort op de ARD en Derrick op de ZDF kijken. Ik lag opeens seizoenen voor op leeftijdsgenoten die geen Duits verstaan.
Overigens is Derrick nu wel gedateerd, zoals af en toe op Alzheimer-zender Max is te constateren. Maar Tatort kan nog wel even mee. Ik heb onlangs de Schimanski-box aangeschaft.
De enige Nederlandse politieserie met enig aanzien is Baantjer. Niet dat Baantjer een goede politieserie is, maar het is ... ach, het is aardig, nostalgisch, voorspelbaar en het speelt in Amsterdam.

De Nederlandse krimi veranderde met Lek. Een keiharde thriller, strak gefilmd, bedreigend, suggestief, en met een uitstekende bezetting. Zo kon het dus ook.

Penoza gaat op dit spoor verder. Thomas Acda is hasjbaron Frans van Walraven en de rol is hem op het lijf geschreven.
Dat had ik jaren geleden al gezien. Ik was op de electronicaafdeling van de Bijenkorf een wekkerradio aan het uitzoeken terwijl Acda een iPod kwam ruilen. Terwijl hij de winkeljuffrouw tot actie probeerde te bewegen, becommentarieerde hij haar handelwijze (of gebrek daaraan) via zijn mobieltje. Het meisje wist niet hoe hiermee om te gaan en doorliep in korte tijd een scala aan emoties. Acda kreeg zijn zin.

Jammer dat Acda aan het einde van aflevering 1 sneeft. Zondag deel 2 van Penoza.

zondag 12 september 2010

De afdeling inkoop is tegenwoordig de baas. Bij alles wat je wilt laten doen krijg je de opmerking: ‘Dat kan goedkoper!’

Voorbeeld. Er moet een foldertje worden gemaakt. Je werkt al jaren samen met een vormgever die prima kwaliteit levert voor een schappelijke prijs en, even belangrijk, aan een half woord genoeg heeft, niet zeurt en binnen de deadline klaar is. De afdeling inkoop stelt dan dat er rustig twintig euro van het uurtarief af kan. Vast wel, maar dan krijg ik niet de folder die ik hebben moet. Waarschijnlijk wordt er een puisterig neefje op een zolderkamer aan het werk gezet.
Dan moet er gedrukt worden. Je werkt, alweer, al jaren samen met een drukkerij die prima kwaliteit voor een schappelijke prijs op tijd levert. Na een minuutje alleen met Google komen de heren inkopers met een drukkerij uit Transnistrië die het voor de helft doet.
Onderdeel van mijn vak is dat ik de markt en de leveranciers ken. Ik weet wat iets kost. En ik weet ook dat ik als iets voor een bodemprijs wil hebben, die leverancier, als ik bij een volgende klus een probleem heb, geen stap harder loopt. Wat schiet ik er dan mee op?

Ik snapte deze ‘penny wise, pound foolish’ houding niet, totdat ik zag wat voor sigaren de chef inkoop rookt.
Een sigaar is een genotmiddel. De melange van hoogwaardige tabakken, het samenspel van dekblad, omblad en binnengoed levert een geur- en smaaksensatie op die je even uit deze ellendige wereld tilt. Een sigaar moet met aandacht en vakmanschap worden gemaakt. En kost dus ook wat.
Bij de Dirk van den Broek verkopen ze ook sigaren. Het zijn ronde, bruine dingen in een doosje en als je ze aansteekt komt er rook uit. Veel meer kan je er niet over zeggen. Oh ja, op het doosje staat ‘sigaren’.

Ben je niet bereid om voor een sigaar diep in de buidel te tasten, dan koop je dus een genotmiddel waarvan je niet van kunt genieten. Dan kun je net zo goed niet roken.
Volgens deze inkooplogica kan ik mijn afdeling communicatie dus opheffen.

vrijdag 10 september 2010

Gelukkig zit ik niet in Neonletters.
Ik ben van mijn vooruitgangsgeloof gevallen. Ik was altijd een kind van de Verlichting: door het toepassen van de rede en het vermeerderen van kennis zou er vanzelf een mooiere en betere wereld ontstaan.
We gaan niet vooruit, maar we hollen achteruit. De rede wordt teruggedrongen door religie. De religieuzen bepalen de agenda met hun intolerantie, hun haat en hun dommigheid. Boeken worden verbrand en vrouwen worden gestenigd en allemaal omdat men op basis van sprookjes en waanvoorstellingen de waarheid in pacht meent te hebben.

De reacties op de religieuzen zijn minstens even verwerpelijk. Volksmenner Wilders gebruikt de angsten van het grauw voor zijn tirades tegen de islam. Daarmee sterkt hij moslims in hun denkbeelden, daar schrikt het vulgus weer van en de cirkel is rond.
We hebben het natuurlijk aan onszelf te danken: als we niet jarenlang het onderwijs hadden verwaarloosd, zou het plebs beter zijn opgeleid en had populist Wilders geen kans gehad. Als Bruin I zometeen op het bordes staat, regeert het klootjesvolk bij monde van Wilders. Artikel 80 moet opnieuw worden ingevoerd.

Ik had even hoop toen wetenschappers ontdekten dat het hebben van religieuze denkbeelden nauwkeurig is te koppelen aan het gebrek aan activiteit in een stukje van het brein. Bij gelovigen is het in ruste, bij atheïsten is het actief. Religie is dus te genezen. Helaas niks meer van gehoord.
Toch zijn er lichtpuntjes. Vanmiddag is mijn nieuwe kookplaat geïnstalleerd en, tjonge, wat is de techniek er in zeventien jaar op vooruit gegaan. Meer vermogen, scherpere bediening, veel stiller en een kinderslot. Ik ga er met genoegen een ei op bakken.

Wie maak ik blij met de meegeleverde pannenset? Uiteraard geschikt voor inductie.

woensdag 8 september 2010

Zojuist van Sinterklaas, pardon de postbode, een pretpakket koffie met tientallen verschillende melanges espresso in ontvangst genomen. Willekeurig eentje geopend en een kopje gebrouwen. Heerlijk! Als u mij de komende weken langs ziet stuiteren, dan weet u nu waarom.

dinsdag 7 september 2010

De herstart van de formatie van Bruin I heeft ook een positieve kant: er is nu aangetoond dat Trix volstrekt overbodig is.

maandag 6 september 2010

De Kebab Hut is niet meer. Voordat u zich afvraagt welke culinaire hotspot van de hoofdstad u nu weer gemist heeft: dat heeft u niet.

De Kebab Hut stond in de lus van afslag 107 van de A10 (Henk Sneevlietweg). Toen ik eind jaren ’90 in de raad zat, besloten we daar parkeerplaatsen neer te leggen en mocht zich er een horecagelegenheid vestigen.
De omgeving is nogal treurig. Het is aan de rand van de stad, die overgaat in sportvelden en daarna de Nieuwe Meer. Er staan kantoren en bedrijfspanden. Een eind de andere kant op begint (sociale) woningbouw.

In de loop der jaren heb ik daar de ene na de andere hoopvolle horeca-entrepeneur kapot zien gaan. Ze begonnen allemaal met het vrolijk buiten zetten van een terrasje, een nieuwe neon tegen de gevel en na een half jaar stond de boel weer leeg. Kebab Hut is de laatste in de rij.

Ik wist dat het met de Kebab Hut mis zou gaan toen ik van de zomer hun folder uit de brievenbus viste. Felle kleuren op glanzend papier maar een gemiddeld aanbod aan vette happen en geen bezorgservice. Daarvoor gaat niemand naar zo’n desolate omgeving, zeker niet als dichterbij op bijna iedere straathoek een smakelijke multiculturele hap is te scoren, die desgewenst ook nog wordt thuisbezorgd. Iedere week krijg ik een heel bos aan folders in de bus gestort.

Een horeca-ondernemer op die plek moet het hebben van kantoorlui die nu eens niet in de kantine willen lunchen of van automobilisten die geen zin hebben in de file voor de Coentunnel en even voor een hapje en een drankje van de snelweg af wippen. Beide proposities vereisen stevige marketing.

Vanochtend stonden er verse parasolletjes en hing er een nieuwe neon. Magic Fruit dit keer.
Het nieuwe tv-seizoen is begonnen. Shit, weer Matthijs van Nieuwkerk.

zondag 5 september 2010

Met de strijkkwartetten van Schönberg op de stereo (een goedmakertje voor gisteravond), een pijp met Black Shag (de favoriete tabak van Sherlock Holmes, maar uit een blikje en niet uit een ‘Persian slipper’) tussen de kaken en een glas Lagavullin onder handbereik beschouw ik mijn nieuwste aanwinst van boekhandelaar B.: de bundel Door de nacht van Jan G. Elburg.

Poëzie is niet echt mijn ding. Zoals ieder beschaafd mens heb ik Gerrit Komrij’s Nederlandse poëzie van de 19de t/m de 21ste eeuw in 2000 en enige gedichten in huis en ook houd ik van de sonnetten van Shakespeare en van de Rubaiyat van Omar Khayyam. Dat is het wel.

Tijdens mijn studententijd raakte ik bevriend met R., zoon van de dichter; we waren allebei actief in de Jonge Democraten. En zoals dat gaat met vrienden, je komt dan ook wel eens bij de ouders thuis.
Ik heb herinneringen aan een herfst- of winteravond in een groot en donker huis in Haarlem. Overal hangt kunst, de platenkast staat vol jazz – veel bebop. De gesprekken gaan over politiek, literatuur en het leven. Elburg sr. schenkt Lagavullin.

Zoals eerder gemeld, ik ben geen verzamelaar maar een bundel van Elburg kan ik niet laten liggen. Dat begon met zijn debuut, Serenade voor Lena (uit 1941 en niet, zoals Wikipedia beweert, uit 1943) en nu dus Door de nacht (1948, maar geschreven in 1942-1944).

Schönberg is klaar. Nu For musicians only. Ik lees het boekje in een keer uit.
Omdat mijn kookplaat afscheid van dit aardse tranendal heeft genomen, mag ik bij de buurvrouw een vorkje mee prikken. Ze kan goed koken en we genieten een rijkelijk met wijn overgoten en met goede conversatie gelardeerde maaltijd.
Ik wil wel om tien uur thuis zijn, want dan speelt Sir Simon Rattle met de Berliner Philharmoniker in de BBC Proms. Het is niet zozeer het orkest alswel het programma dat trekt: de ouverture uit Parsifal van Richard Wagner, de Vier letzte Lieder van Richard Strauss (Karita Mattila, sopraan) en na de pauze de Fünf Orchesterstücke in der Originalfassung für großes Orchester (versie 1909) van Arnold Schönberg, de Sechs Stücke für großes Orchester van Anton Webern en tot slot de Drei Orchesterstücke van Alban Berg.

Ik weet nog net te voorkomen dat de poes van de buurvrouw met me mee naar binnen glipt en precies op tijd zit ik achter de buis. Parsifal is wonderschoon, Strauss is kippevel maar in de pauze trek ik het niet meer en ga naar bed. Ik kan u vandaag dus niet bijpraten over de Zweite Wiener Schule.

vrijdag 3 september 2010

Op weg naar de koelkast voor een koud biertje. In de keuken hoor ik een vreemd knisperend geluid. Heb ik weer muizen? Nee, muizen verspreiden geen schroeilucht en er komt rook uit de achterkant van de inductiekookplaat. Snel de stroom er af.
Gelukkig heb ik een la vol pizzakoeriers en belchinezen.

donderdag 2 september 2010

Op werkbezoek in Huizen. Het is klaar en ik ga naar de uitgang. In de lift vraagt Jeroen van Koningsbrugge: 'Naar welke verdieping?' Als de deur opengaat, kijk ik in een camera. Ze zijn Draadstaal ofzo aan het opnemen.

woensdag 1 september 2010

Vriendin M. en ik houden van Shakespeare (maar nog niet als Romeo and Juliet).

M. ziet de stukken graag als klassiek kostuumdrama, van mij mag er een moderne draai aan gegeven worden. Vorig jaar zaten we voor het eerst samen in de Schouwburg, bij King Lear door het Ro Theater. Het was even wennen: Jack Wouterse, zijn ontzagwekkende lichaam slechts in een luier gehuld, die een frêle en aftakelende koning speelt. Maar het werkte, en M. wil meer. Ik heb zojuist kaarten voor Hamlet door Toneelgroep Oostpool besteld.

Mijn eerste Shakespeare live op de planken was ook al Hamlet, in de regie van Theu Boermans. Die uitvoering is een referentie geworden voor alle moderne Shakespeare-uitvoeringen. Er zijn nog maar twee opties: of min of meer klassiek, of ‘The Bard of Avon’ aan zijn haren de moderne tijd binnensleuren.

Na Hamlet wendde ik mij voor mijn Shakespeare tot Pierre Bokma: Richard III en Macbeth bij Toneelgroep Amsterdam en De Koopman van Venetië bij De Theatercompagnie (alweer Theu Boermans). Richard III en Macbeth waren min of meer klassieke interpretaties, De Koopman van Venetië had een verjongingskuur ondergaan maar niet zo radicaal als Hamlet indertijd.

Eerder dit jaar deed de BBC ook al Hamlet, in een schitterende enscenering. De bezetting was bijzonder: Doctor Who (David Tennant) als Hamlet en Captain Picard (Patrick Stewart) als Claudius. Maar dat maakte niet uit. Deze klasbakken deden hun vorige rollen snel vergeten. Een aanrader, verkrijgbaar op DVD.

De lat ligt hoog voor Oostpool.

maandag 30 augustus 2010

Antiques Roadshow op de BBC. Op de tafel twee wereldbolletjes, achter de tafel de voloptueuze expert.
‘These are fantastic globes!’ kraait ze, terwijl de camera tussen de objectjes door haar ampele boezem in beeld brengt.

zondag 29 augustus 2010

Aan het begin van het theaterseizoen wordt mijn brievenbus volgepropt met programma’s. Er zit altijd wat tussen dat bij een eerste verkenning van de agenda’s onopgemerkt is gebleven. Mijn oog valt op een serie maandagavondconcerten van het NedPho, in het bijzonder eentje met de nulde van Bruckner.

Met E. zit ik af en toe in het Concertgebouw. Onze muzikale smaken verschillen enigszins, maar we treffen elkaar bij Sjostakovitsj. Waar mijn voorkeuren divers (maar wel uitgesproken) zijn, concentreert hij zich op de grote B’s: Beethoven, Brahms en Bruckner. In Beethoven ga ik met hem mee, in Brahms ook wel (maar dan vooral de kamermuziek), maar Bruckner? Bruckner heb ik altijd gemeden, waarschijnlijk vanwege de kwalificatie van studievriend T. lang geleden: ‘Bruckner? Brood mee!’

Ik houd echt van veel en lang, ook in de muziek. Wagner is een goede vriend. Ik heb een box met de Bruckner-symfonieën (KCO onder Haitink) in huis, maar die is altijd onaangeroerd gebleven. Tot voor kort. Op voorspraak van E. ben ik gaan luisteren, en het valt niet tegen. Maar er staan wel noodrantsoenen klaar.

zaterdag 28 augustus 2010

Formule 1 racet op Spa Francorchamps. Dat circuit ken ik, daar heb ik ook gereden.

Hiermee zou ik dit blogje moeten eindigen, zodat u mijn racecarriëre kunt researchen.

Helaas. Midden jaren tachtig was een deel van het circuit gewoon openbare weg en ik was met M. en T. in mijn Mini op weg naar Luxemburg. We hadden geen zin in Oud en Nieuw met de respectievelijke families en wilden een beetje rondkijken en wandelen. We vertrouwden er op de jaarwisseling ergens in een kroeg te kunnen doorbrengen.
Dat bleek een vergissing. Luxemburg zat volledig op slot. Met moeite wisten we bij een slijter een fles Krim-champagne los te peuteren die we in het hotel leegdronken.

Het regende die hele week.
Het laatste liedje dat ik hoor, blijft vaak in mijn hoofd hangen. Wat het ook is. Ik hoef niet eens bewust geluisterd te hebben. Erger nog, ik begin soms spontaan te zingen.

Mijn chauffeur wil altijd muziek tijdens het rijden. Van mij mag het, ik ben meestal druk met mijn e-mail. Er is wel een harde voorwaarde: ik wil geen storend geruis of geknetter.
Bij vertrek van huis staat een lokale zender aan, met programma’s uit de Bijlmer waarin vrolijke ethnische muziek wordt gedraaid. Eenmaal buiten de stad wordt de ontvangst langzaam slechter en moet hij op zoek naar een ander station. Hij is niet kieskeurig en hij komt vaak uit bij een zender die alleen maar nederlandstalige deunen ten gehore brengt.

Als ik kantoor binnen ga, moet ik op mijn lip bijten om de receptioniste niet Wil je vannacht niet met me slapen? toe te zingen.

woensdag 25 augustus 2010

De Koninklijke Bibliotheek gaat foute kranten online plaatsen. Daar zit natuurlijk De Telegraaf ook bij.
B. belt. 'Ik ben wat later. Wacht je op me met lunchen?'

B. is niet alleen een van onze freelance redacteuren, hij is ook boekhandelaar. Zijn vertraging wordt veroorzaakt omdat opeens iemand met een aanhangwagen vol met boeken komt voorrijden. Daar moet dan direct naar worden gekeken.
Eenmaal achter de boterham vertelt B. enthousiast. 'Zo'n boek dat je alleen van reputatie kent maar nog nooit in het echt hebt gezien. Dat zit daar dan gewoon tussen.' Ik zal niet verklappen om welk boek het gaat maar ik heb het in handen gehad en ik begrijp hem helemaal.

Ik houd van boeken maar ik ben geen verzamelaar. Goed, als ik een boek wil lezen dan wil ik  het ook hebben, en als ik kan kiezen tussen een eerste of een latere druk en de prijs is acceptabel, dan kies ik wel voor die eerste druk. Ik snap boekenverzamelaars dus wel.
B. doet in bijzondere boeken en hoewel ik dus niet een typische klant van hem ben, koop ik toch wel eens een  boekje bij hem. Zo af en toe biedt hij iets aan dat ook voor mij interessant en toch niet bespottelijk duur is. Een telefoontje is dan snel gepleegd en de aanschaf wordt ook nog eens persoonlijk bezorgd.

Vanmiddag heeft hij mijn laatste bestelling bij zich, Nexus 1994 nummer 8, een tijdschrift in boekvorm uitgegeven door het Nexus Instituut.

Terzijde: met die club heb ik wat moeite.  Hun ambities en activiteiten zijn prijzenswaardig maar het is een beetje als met het eten van een Big Mac: je werkt heel wat naar binnen maar toch heb je al snel behoefte aan iets dat echt vult.
Adel van de geest, van Nexus-directeur Rob Riemen, roept hetzelfde gevoel op. Goed geschreven, duidelijk betoog, maar eenmaal gelezen word je toch weer teruggeworpen op je eigen boekenkast. Misschien is dat wel de bedoeling: ik moet met het schaamrood op de kaken constateren dat ik nog nooit iets van Thomas Mann heb gelezen. Het wordt tijd voor Doktor Faustus.

Dit nummer van Nexus bevat La mort des cathédrales van Marcel Proust (door René Foque van een begeleidend schrijven voorzien) en om Proust is me het te doen. Ik draai al jaren om A la recherche du temps perdu heen. Er staat thuis een exemplaar en een in Spanje. Ik heb met vriendin K. de geniale theaterbewerkingen van Guy Cassiers gezien. Ik heb Prousts biografie door George D. Painter gelezen, en een biografische schets door Edmund White. Ik heb de Cambridge companion to Proust in huis.

Ik ben begonnen in Du Côté de chez Swann. Begonnen.

dinsdag 24 augustus 2010

Moeder heeft een nostalgisch tripje gemaakt en stuurt foto's. Van mijn lagere school, het huis van mijn grootouders en zo meer. Maar niet van ons huis, het huis waarin ik ben opgegroeid. Waarom niet?
'Ik heb het geprobeerd,' zegt ze. 'Maar er stond een grote auto op het oprijpad, en ik kon het huis er niet goed op krijgen.'
Er zijn andere manieren. Maar wie heeft onze zilverspar gekapt en die foeilelijke schuur in de voortuin gezet?

zondag 22 augustus 2010

Als ik kook, moet er muziek klinken. Voor de goede orde: koken is niet het door-de-weekse bereiden van de maaltijd. Dan reikt mijn ambitie niet verder dan in de goede volgorde ingrediënten in de wok flikkeren. Koken is voor de weekeinden, wanneer ik tijd heb.
Morgen komt vriendin M. langs en ik maak alvast gazpacho. (In mijn blogs treft u soms een handig linkje aan naar achtergrondinformatie. Hier niet. Geen link naar het recept. Als u wilt proeven, moet u maar eens langskomen. Maar niet morgenavond.) Gazpacho behoeft veel dom snijwerk en daar moet stimulerende muziek bij. Mijn Mac hangt aan mijn stereo dus: afspeellijst de snelle forens. Die bevat, u raadt het al, muziek om de inkomsten van het CJIB op te schroeven. Van AC/DC tot ZZ Top, van ABC tot The Who, van The Black Crowes tot U2 &c.

Als ik lees, moet er muziek klinken. Ik wil me volledig kunnen afsluiten en daarom moeten storende geluiden uit de buitenwereld worden uitgebannen. Klassieke muziek is ideaal.
De keuze voor componist of werk hangt af van de moeilijkheidsgraad van het boek. Ingewikkelde boeken krijgen bij voorbeeld Bach (denk aan de cellosuites) of de Canto Ostinato van Simeon ten Holt als gezelschap. Eenvoudige boeken verdragen ingewikkelder muziek. The Golden Keel werd begeleid door opeenvolgende symfonieën van Bruckner.

Alleen in Spanje wil ik geen muziek bij het lezen. De stilte, de wetenschap niet gestoord te worden en het uitzicht over zee zorgen er voor dat ik geen hulpmiddelen nodig heb om volledig in een tekst te duiken.

zaterdag 21 augustus 2010

Een belangrijk deel van de conversatie bij de rijsttafel gaat over boeken. Wat lezen we zoal? H. leest van alles, veel romans en ook thrillers. E. leest non-fictie, hij is nu bezig in The Bridge, over Obama, en het boek daarvoor ging over Obama's campagne. Ik vertel dat ik bijna geen romans meer lees.

Later, het gesprek overpeinzend, bedenk ik dat ik daar twee redenen voor heb.

1. De huidige generatie schrijvers produceert niets dat de moeite waard is. Na de dood van W.F. Hermans is hier geen goed boek meer geschreven.

2. Er is nog zoveel te lezen over dingen waar ik te weinig van weet dat het lezen van fictie, zelfs van literatuur, een triviaal tijdverdrijf lijkt. Ik weet dat hier ten onrechte de Calvinist in mij spreekt, maar toch.

In mijn jeugd verslond ik detectiefjes en thrillers. Mijn vader had een kast vol, die ik helemaal heb doorgewerkt: Havank, Charteris, Maclean, Innes, Bagley, Ludlum &c. Lodewijk Windstoot en de lijken in de lift van Marba was de eerste, op een strand aan de Adriatische zee. Ik was acht ofzo en begreep er niet veel van, maar de Zwarte Beertjes zouden me heel lang niet meer loslaten.

Daarna kwam science fiction, aangejaagd door de eerste vertoning van Star Trek op tv. Boeken volgden: Vance, Herbert, Asimov, Niven &c. Hoewel ik geen sf meer lees, mag ik het nog altijd graag zien, van Star Trek tot slechte space opera. Zelfs Battlestar Galactica vind ik leuk, alleen met de sequel en prequel van Star Wars ben ik afgehaakt.

Non-fictie ontdekte ik op een onbewaakt ogenblik, toen ik zonder directe aanleiding The history of the Decline and Fall of the Roman Empire van Edward Gibbon kocht, een mooie zwarte Penguin Classic. Voor de goede orde: dat is de ingekorte versie.

Net als E. lees ik graag over politiek. Over vaderlandsche politiek, maar waar hij de Amerikaanse politiek volgt, volg ik de Engelse. Tegenover zijn The Bridge zet ik The end of the party van Andrew Rawnsley. Maar bij de spekkoek komt E. met een gezien het voorgaande verrassende tip: Schweigeminute van Siegfried Lenz. Dat heb ik inmiddels besteld.

Vanmiddag heb ik The Golden Keel van Desmond Bagley uit de kast gepakt. Inderdaad, een thriller. Waarschijnlijk voor het laatst gelezen toen ik veertien was. Het valt niet tegen. Of is dat nostalgie?
Collega E. is mijn ijkpersoon voor online leven. Ze blogt, ze twittert, ze heeft een fotostream en misschien nog veel meer. Ze is/heeft een persoonlijkheid op het web.

In de echte wereld is  E. een hard werkende, gewaardeerde collega. Ze is ook een aardig, vlot meiske met een duidelijke stijl van kleden. Ze kent haar literatuur en ze heeft een goede muzikale smaak. We lunchen wel eens samen en je kunt met haar een gesprek voeren.

Waar ik probeer achter te komen is hoeveel van haar online persoonlijkheid in de echte E. is terug te vinden. Ze zegt zelf vaak: 'Wat ik blog, is niet allemaal waar hoor.' Misschien iets te vaak. Veel van haar blog- en twitterbelevenissen zijn voor hen die haar aan den lijve meemaken, zeer herkenbaar.

Voorlopig houd ik het er op dat haar online persoonlijkheid een uitbreiding, voor de Microsoft-gebruikers onder u een extensie zo u wilt, dan wel een projectie van haarzelf is, en geen creatie of fictie.

Ik moet me maar eens in de psycho-analyse gaan verdiepen.

vrijdag 20 augustus 2010

Vandaag bericht Theodorus Niemeyer dat het Tabaksmuseum in Groningen wordt gesloten. Men vindt het niet langer maatschappelijk verantwoord. Dat sigarettenrokers in het verdomhoekje zitten vind ik prima, en ik snap dat vitrines met pakjes Samson-shag door de jaren heen geen reden is om naar het hoge noorden af te reizen.

Maar Niemeyer maakt ook pijptabak, en pijproken is genieten voor ontwikkelde mensen. Er is door de eeuwen heen een cultuur om ontstaan, en die is wel degelijk museabel. Pijprokers (en sigarenrokers) moeten beschermd worden, in een reservaat. Daarbuiten mag vrij gejaagd worden op sigaretten- en shagrokers.

Overigens zijn de pijptabakken van Niemeyer niet te teren, Clan ('with unique aromatic qualities') voorop. Ik houd meer van het stevige, Engelse spul. Jammer dan weer dat de lekkerste English mixtures in de Verenigde Staten worden gemaakt.
Uit eten met een voormalig collega en een voormalig opdrachtnemer. Niet toevallig ook de enigen die aardige dingen over mij zeggen op mijn LinkedIn-profiel. We rijsttafelen Indonesisch/eten een Indonesische rijsttafel. Hoe noem je zoiets? Het is in ieder geval vreselijk lekker. En gezellig. We hebben het over van alles.

Op enig moment biecht de voormalig collega op te bloggen. Verrassing! Ik ken haar site waar ze haar creaties presenteert, maar dit is nieuws. Dan is het mijn beurt voor een bekentenis. Dat ik ooit ben begonnen, maar niet heb doorgezet.

Zojuist bleek mijn blog nog te bestaan, en ik kon zelfs de inlogcodes nog opduikelen. Ik blog weer. Waarvan acte.