zaterdag 25 augustus 2012

In een vorig stukje schetste ik de beelden en gedachtengangen die het roken van een pijp in mij oproepen. Veel langer geleden schreef ik al eens hoe ik daadwerkelijk aan de pijp geraakte. Maar welk beeld had ik toen van de pijproker? En hoe wilde ik dat de anderen de pijproker - mij - zagen?
Rolmodellen waren daarin belangrijk, maar ook de reclamejongens speelden een rol. Zij koppelden beelden en emoties aan hun producten en wisten je er al dan niet onbewust van te overtuigen dat als je hun product gebruikte, je transformeerde tot iemand anders, een beter en interessanter persoon.

Voor de jongere lezertjes: ik ga het nu over tabaksreclame hebben. Vroeger, toen roken nog gezond was, mocht overal voor tabak worden geadverteerd. Bij sportwedstrijden, in de bioscoop en op televisie. Op studentenfeestjes werden door mooie promomeisjes gratis sigaretten uitgedeeld. Dat waren nog eens tijden.

De sigarettenindustrie had de grootste reclamebudgetten en ieder merk creëerde een eigen imago. Wie een Camel opstak werd een stoere avonturier in de jungle. Met een Belinda werd je een hippe girl. Van Marlboro een ruige cowboy. Een Gauloise gaf je een intellectueel cachet.
Ook de sigarenjongens konden er wat van. Met de kreet 'Misschien een tikkeltje te wild, amigo?' bracht La Paz zijn wilde havanna's aan de man, wat bij nadere beschouwing gewoon onafgewerkte sigaren van slechte kwaliteit zijn.

Maar ook de fabrikanten van pijptabak wisten hoe ze hun spullen moesten slijten. Zo werd pijproken gekoppeld aan het stoere militaire leven, getuige deze advertentie van Barneys.


Ook als het stoere militaire leven een ongewenste uitkomst had, bood de pijp, en niet alleen de pijp, troost.

Dat vrouwen pijprokende mannen verkiezen boven alle andere is een gegeven. Ik kan erover meepraten.

De geur van goede tabakken weet in het vrouwvolk echter vreemde en enigszins ongewenste verlangens op te wekken.

Gelukkig laten pijprokers zich door dit alles niet afleiden. Wat Kipling zei over sigaren, geldt ook voor de pijp.

woensdag 22 augustus 2012

Ik ben Europeaan. En nee, dit is geen verhaal over de verkiezingen en het belang van Europa. Geen politiek in dit stukje. Geen actuele politiek althans.

Zoals u weet heb ik een enigszins archaïsch, Eurocentrisch wereldbeeld. U kent mijn opvatting dat dekolonisatie de grootste misser uit de geschiedenis is geweest. Deze begon met het verlies door Engeland van de koloniën in de nieuwe wereld en eindigde na de Tweede Wereldoorlog met een algehele terugtrekking door de Europese staten uit Azië en Afrika.
Het heeft die goede mensen daar niets opgeleverd. Nu hebben ze honger, zuchten ze onder corruptie, lijden ze onder dictators en slaan ze elkaar om niets de hersens in. De enige vooruitgang is dat ze over moderne wapens beschikken, uit Europese fabrieken uiteraard. Onder ons mentorschap daarentegen zouden deze volken zich in hun eigen tempo hebben kunnen ontwikkelen tot volwaardige leden van de wereldgemeenschap. U merkt, ik draag The white man's burden van Kipling.

Ik geef toe, de koloniën in Amerika zijn dan wel uiteindelijk economisch zelfstandig geworden maar maatschappelijk zijn de Verenigde Staten blijven hangen in het koloniale tijdperk. Het beste bewijs daarvoor is dat ze elkaar daar nog altijd om de haverklap overhoop schieten omdat iedereen gewapend rond loopt. Ook cultureel gezien is men daar infantiel gebleven: meuk uit Hollywood wordt het hoogst gewaardeerd. En de culinaire Olympus wordt ingenomen door een klef broodje gemalen koe van MacDonalds.

Echt slecht gaat het natuurlijk in Afrika, want dat continent is de privé-speeltuin van de vier ruiters van de Apocalyps. Een navrant voorbeeld is Rhodesië. Toen dat land in 1965 onafhankelijk werd leek de dekolonisatie daar aanvankelijk wèl succesvol te verlopen. Onder leiding van de (voor de goede orde: democratisch gekozen) regering van Ian Smith ontwikkelde Rhodesië zich tot de graanschuur van Afrika. Het mocht niet lang duren: na een terroristische campagne grepen misdadiger Mugabe en zijn trawanten in 1980 de macht. Iedereen die het nieuws ook maar een beetje volgt weet hoe slecht het nu in Zimbabwe gaat.

Maar hoe kom ik aan dat Eurocentrische wereldbeeld? Ik ben niet in alle opzichten even modern en inderdaad waren veel dingen vroeger beter, maar toch ... het zette mij aan het denken.
Ik realiseerde mij dat er een verband is met mijn tabaksgebruik. Dat wat ik in mijn pijp stop, bepaalt mijn denken. (Wat weer iets anders is dan de effecten van een pretsigaret.) Om nauwkeuriger te zijn: de herkomst van de tabak is koloniaal bepaald. Studie van de tabak is studie van de koloniale handel, en zo betreed je een wereld die in een aantal opzichten beter was dan de huidige.

Ons Indië was niet alleen een rijke bron van specerijen, ook werd er veel tabak verbouwd, op Sumatra en op Java. Java- en vooral Sumatra-tabak zijn zeer geschikt voor sigaren en er is in Nederland dan ook een omvangrijke sigarenindustrie op die import uit de Oost ontstaan. Daar is nu niet veel meer van over: alleen de beroemde Sumatra-sigaren van de hoofdstedelijke sigarenhandel Hajenius roepen nog herinneringen op aan deze glorieuze tijd.

Nu ik dit schrijf, bedenk ik dat ik eerst iets moet uitleggen. Er is maar één soort tabaksplant, de Nicotiana Tabacum. Maar de omstandigheden waaronder de plant wordt gekweekt bepalen in grote mate hoe de plant groeit en hoe de tabaksbladen zich ontwikkelen. Klimaat, grondsoort en hoogte boven de zeespiegel zijn belangrijke factoren. Een plantje dat in Sumatra opgroeit smaakt heel anders dan een plantje dat in Louisiana tot wasdom komt.
Vervolgens zijn ook de manier van oogsten en lokale bewerking van tabak bepalend voor het eindproduct. Zoals ik eerder al schreef, wordt Latakia-tabak uit Syrië (en van Cyprus) gedroogd boven vuurtjes van kamelenmest, maar wordt Virginia-tabak aan de lucht gedroogd en ligt Xanthi gewoon in de Griekse zon.
Zo heeft iedere regio tabak met eigen smaak en eigen geur. En vergis u niet, er wordt op heel veel plaatsen tabak gekweekt. Zelfs Wageningen had tot na de Tweede Wereldoorlog tabaksvelden.

Terug naar Ons Indië. De eigen import uit Sumatra en Java verklaart waarom Nederlanders wel goed in sigaren maar niet in pijptabak waren. De tabak uit onze koloniën was daar gewoon niet geschikt voor.
Tabaksteelt op Sumatra in de jaren dertig.
De Engelsen hadden meer geluk in het uitzoeken van hun koloniën. Zij kozen de nieuwe wereld, de oorsprong van de tabaksplant. Virginia, Kentucky, Maryland: allemaal staten die hun naam hebben gegeven aan tabakssoorten. En uit Louisiana komt Perique. Het blijft dan ook eeuwig zonde dat we indertijd Nieuw-Nederland hebben verloren aan de Engelsen, want wat zouden we een fantastische tabak daarvandaan hebben kunnen halen. Bij de Vrede van Breda in 1667 gaven we onze rechten op Nieuw-Nederland en Nieuw-Amsterdam op; in ruil kregen we Suriname. Misschien heeft onze koloniale rot toen al ingezet.
Tabaksveld in Kentucky.
Maar ik dwaal af. De Engelsen wisten de hand te leggen op grote, tabaksproducerende koloniën, in de nieuwe wereld en elders. Zo was Rhodesië niet alleen de graanschuur van Afrika, ook werd er in grote hoeveelheden een voor de sigarettenindustrie zeer geschikte variant van de Virginia-tabak gekweekt. En wat Engelsen niet door rechtstreekse import uit hun koloniën wisten te betrekken, verwierven ze wel door hun handelsgeest.
Tabaksveiling Salisbury (tegenwoordig Harare, ZImbabwe).
Op deze manier kwamen de ingrediënten bij elkaar voor wat de 'English Mixtures' zijn gaan heten: pijptabaksmengels uit Virginia-tabak, al dan niet aangevuld met Latakia- en Oriëntaalse tabak. Over dit laatste moet ik nog even uitwijden: Oriëntaalse tabak is een verzamelnaam voor een groep tabakssoorten uit Macedonië, Griekenland en Turkije. Ze zijn de smaakmakers van de 'English Mixtures' die om die reden ook wel met 'Balkan' of 'Oriental' worden aangeduid.

En dat stop ik dus in mijn pijp. Is het gek dat als de rook langzaam omhoog kringelt en mijn woonkamer zich vult met exotische geuren, ik me verlies in bespiegelingen over ons rijke koloniale verleden, toen de wereld nog eenvoudig en overzichtelijk was? Gelukkig worden er vandaag de dag nog altijd tientallen soorten 'English Mixtures' gemaakt, meestal door toegewijde, kleine fabrikanten. Die vaak in de Verenigde Staten, Denemarken of Duitsland blijken te zitten. Dat is dan wel weer jammer.

zondag 5 augustus 2012

Als pijproker ben ik in goed gezelschap. Een rondje internet levert een keur aan bekende en minder bekende pijprokers op. Ik stel u een aantal van mijn favorieten voor.

A.A. Milne (1882 - 1956), vader van Winnie-the-Pooh.

Joseph Stalin (1878 - 1953), het meest succesvolle staatshoofd van de Sovjet-Unie. Als goed communist gaf hij de voorkeur aan peperdure Engelse Dunhill-pijpen.

Evelyn Waugh (1903 - 1966) schonk ons Brideshead Revisited.

Bertrand Russel (1872 - 1970), de ontdekker van Ludwig Wittgenstein.

Hunter S. Thompson (1937 - 2005) vond Gonzo-journalism uit en schreef Fear and loathing in Las Vegas. Pijproken was slechts een van zijn vele liefhebberijen.

J. Robert Oppenheimer (1904 - 1967), de vader van de atoombom.

Laurie Lee (1904 - 1997), schrijver van een van de allerbeste reisboeken: As I Walked Out One Midsummer Morning.

Jean-Paul Sartre (1905 - 1980).

Erwin Schrödinger (1887 - 1961), natuurkundige. Van het geniale gedachtenexperiment Schrödingers kat.

Stephen Fry (1957). Ik noem alleen Blackadder.

Tom Crean (1877 - 1938), held van vele Zuidpool-expedities.

Tony Benn (1925), Labour-politicus en schrijver van heerlijke politieke dagboeken.

Sir Arthur Conan Doyle (1859 - 1930), geestelijk vader van Sherlock Holmes.

Jeremy Brett (1933 - 1995), de beste vertolker van The Great Detective.

U mist Prins Bernard, Harry Mulisch en Raph Inbar. Inderdaad.

donderdag 2 augustus 2012

Het Midden-Oosten is een puinhoop en dat raakt mij. Joden en Palestijnen staan elkaar naar het leven, Irak is een 'failed state', Libanon is weer onrustig en in Syrië is een burgeroorlog uitgebroken.
U hebt mij nooit kunnen betrappen op een teveel aan empathisch vermogen. Natuurlijk voel ik mee met de ellende van de mensen daar en hoop ik dat het geweld vandaag nog stopt. Maar het geweld in het Midden-Oosten raakt mij vooral omdat het de export hindert.

Het is, net als zoveel in deze wereld, de schuld van de Fransen en de Britten. Vooral van de Britten. In 1915 vond de Britse High Commissioner in Egypte, Sir Henry McMahon, het nodig om aan de sjarif van Mekka te beloven dat de Arabieren na het opheffen van het Ottomaanse Rijk zelfstandig mochten worden. De diplomaten Sir Mark Sykes en François Georges-Picot trokken zich daar niks van aan en verdeelden in 1916 het Midden-Oosten tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Daarbovenop kwam in 1917 de brief van de Britse Foreign Secretary Arthur Balfour (aan Baron Rothschild) waarin hij de Joden het recht toekende om zich in Palestina te vestigen. Hoe zich dat moest verhouden tot de rechten van de toenmalige bewoners werd niet helemaal duidelijk.

Veel van de ellende in het Midden-Oosten is natuurlijk toe te schrijven T.E. Lawrence. Ook hij beloofde de Arabieren onafhankelijkheid, in ruil voor hun steun in de gevechten tegen de Turken tussen 1916 en 1918. Lawrence schreef daarover The Seven Pillars of Wisdom, een magistraal boek dat iedereen gelezen moet hebben. Lawrence had overigens zo zijn eigen ideeën over een na-oorlogse indeling van het Midden-Oosten.
Het Midden-Oosten volgens Lawrence of Arabia.


Het Midden-Oosten is sindsdien een rokende puinhoop van claim en contra-claim geworden door mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen en onvoldoende beschaving hebben om hun verschillen van mening uit te praten en daarom in plaats daarvan naar de Kalashnikov grijpen. Mijn stelling dat dekolonisatie de grootste vergissing van de twintigste eeuw is, blijft hiermee dus fier overeind. Onder leiding van wijze West-Europeanen was het in het Midden-Oosten rustig en de aardolie van ons en goedkoop gebleven.

Maar het is niet het menselijk lijden of de hoge aardolieprijs dat mij nu zorgen baart. Ik ben bang dat door de burgeroorlog de tabaksproductie en - export in Syrië vernietigd wordt. Zoals u weet stop ik vooral 'English Mixtures' (ook wel 'Balkan Mixtures' genoemd maar dat bewaar ik voor een volgend geopolitiek -historisch logje) in mijn pijp en Latakia-tabak is een onmisbaar onderdeel daarvan. Deze tabak ontleent zijn karakteristieke rokerige smaak aan droging op vuurtjes van kamelenmest.
Latakia-tabak bij Samuel Gawith & Co.
De beste Latakia-tabak komt uit Syrië, uit de omgeving van het havenstadje - nomen est omen - Latakia. Ook op Cyprus wordt Latakia gekweekt maar deze is van mindere kwaliteit, want iets scherper, iets minder 'mellow'. Misschien schijten de kamelen daar anders.

Gelukkig zijn er nog altijd tabaksfabrikanten die voor hun producten op een of andere manier de hand weten te leggen op Syrische Latakia, zoals McClelland voor hun fantastische Three Oaks. Hebben ze een voorraad of smokkelen ze het spul via een geheime route naar het westen? Ik weet het niet. Ik hoef het ook niet te weten, zolang het spul maar leverbaar blijft.
Three Oaks van McClelland in mijn Rattray's billiard.