zaterdag 30 augustus 2014

Rusland valt Europa binnen en wij maken ons druk over de export van tomaten. Als reactie op het geweld van de Russen investeert de regering maar liefst 100 miljoen extra in defensie. Voor dat geld kan onze laatste tank een likje verf krijgen en kunnen we opnieuw een Eskadron Wielrijders uitrusten. Poetin schrikt zich dood.

Staat de Derde Wereldoorlog op uitbreken? Het zou zomaar kunnen. Er zijn allerlei overeenkomsten met het begin van zowel de Eerste als de Tweede Wereldoorlog. Een machtswellustige gek in het oosten, rommelige incidenten en provocaties, de beschaafde wereld die aarzelt om de confrontatie aan te gaan en de Nederlandse regering die alleen maar aan handelsbelangen denkt. We hebben geen Ostpolitik.


De lessen van de Tweede Wereldoorlog zijn we vergeten, en van de Eerste hebben we helemaal niks geleerd. En waar de Tweede Wereldoorlog tenminste nog één literair meesterwerk heeft opgeleverd, Oorlogswinter van Jan Terlouw, heeft de Eerste geen enkel spoor achtergelaten. We hebben er geen herinnering aan.

Hoe anders is dat in onze buurlanden. De Duitsers gaven ons Im Westen nichts Neues, Hemingway schreef A farewell to arms en de Engelsen ... De Eerste Wereldoorlog heeft daar schitterende literatuur opgeleverd. Mag ik de Regeneration-trilogie van Pat Barker aanraden? En meteen de originelen, de inspiratiebronnen van Barker? Lees het drieluik Memoirs of a Fox-Hunting Man, Memoirs of an Infantry Officer en Sherstons's Progress van Siegfried Sassoon. Lees eigenlijk alles van Sassoon, zeker ook zijn gedichten. En als u toch in de poëzie duikt: Wilfred Owen. Dulce Et Decorum Est grijpt me iedere keer weer bij de strot en is niet voor niets het beroemdste (?) gedicht uit die oorlog.





Zoals gezegd: in Nederland doen we niet aan de Eerste Wereldoorlog. Of toch? Het lijkt wel of ze bij mij voor de deur een loopgraaf gaan aanleggen.


maandag 18 augustus 2014

Hij hangt bij mij aan de muur en dat moet ook wel: ik woon in zijn straat.


Maar dat was niet onze eerste ontmoeting. Een jaar voordat ik deze hut betrok had ik bij Scheltema The world as I found it van Bruce Duffy opgepikt. Zoals dat gaat in een goede boekhandel, opeens ligt daar een boek dat speciaal voor jou uitgezocht lijkt. Zo ook dit. The world as I found it is een meesterlijke roman (uit 1987), fictie dus, maar die wel sterk leunt op de biografie en het werk van de grote filosoof.
Voor de goede orde: een complete en definitieve Wittgenstein-biografie bestond toen nog niet. Die verscheen pas in 1991, het onvolprezen The duty of genius van Ray Monk. (Dat boek las ik op het terras van een hotel in Saint-Aygulf, in de schaduw van de palmen.) Wel had ene W.W. Bartley, III in 1973 een controversiële biografie geschreven en had Brian McGuinnes in 1988 het eerste deel van Wittgensteins leven (tot 1921) geboekstaafd.



Zoals gezegd, The world as I found it is een roman, maar op de tweede pagina komt meteen al een van Wittgensteins bekendste 'problemen' aan de orde.


Wat zie je: haas of eend? Wittgenstein zelf zegt daarover: "Ich betrachte ein Gesicht, auf einmal bemerkte ich seine Ähnlichkeit mit einem anderen. Ich sehe, daß es sich nicht geändert hat; und doch sehe ich es anders. Diese Erfahrung nenne ich 'das Bemerken eines eines Aspekts'." (Uit Philosophischen Untersuchungen.)

In die tijd ging ik ook vaak met A. naar het theater. We gingen veel naar stukken van Art & Pro, het gezelschap van de geniale Frans Strijards. Art & Pro had toen net het charmante Rozentheater als thuisbasis betrokken (voor die tijd speelden ze o.a. in de Brakke Grond). We zagen De Kersentuin, De wilde eend, de Goldberg variaties (met een fantastische Porgy Franssen), Kafka's kruis, en Ritter / Dene / Voss.


Weer is hier sprake van samenloop. Thomas Bernhard zegt over zijn stuk: "Voss ist Ludwig, Dene seine ältere Schwester, Ritter seine jüngere Schwester." Ludwig is Wittgenstein.

In het nieuwe huis begonnen de planken zich te vullen. Natuurlijk met Wittgensteins Tractatus Logico-Philosophicus (met zowel de Engelse vertaling met het voorwoord van Bertrand Russell als de Nederlandse vertaling van Willem Frederik Hermans) en de na zijn dood gepubliceerde werken. En met secundaire literatuur, want zo weinig als Wittgenstein zelf heeft geschreven, zo veel is er over hem geschreven.


Dat was misschien anders geweest als hij langer had geleefd, hij werd maar 62. Hij stierf in 1951. Op 29 april.

zondag 17 augustus 2014

Heimweevoedsel. Zaterdagochtend bij de koffie tompoucen van bakker Snel op de Bloemendaalseweg, filet americain van slager De Vries op brood, 's avonds tomatencrèmesoep van Campbell als mijn moeder geen zin had om te koken.

Mijn vader nam vis mee. Haring of een bosje sprot.


Ik heb denk ik veertig jaar geen sprot gegeten. Nu weer wel. Niet in een bosje, maar als voorgesneden filet. Wel zo makkelijk. En heerlijk.



zaterdag 16 augustus 2014

Nu door het gerotzooi van Poetin de derde wereldoorlog op uitbreken staat doe ik maar weer eens een poging om de Russen te begrijpen, dit keer met Among the Russians van Colin Thubron.


Thubron is een van de betere reisschrijvers. Ik ben hier al een aantal keer lyrisch geweest over Patrick Leigh Fermor en ook Wilfred Thesiger mag niet ongenoemd blijven. Rory Stewart is niet een reisschrijver per se maar hij heeft met The Places in Between (over een voettocht door Afghanistan) en The Prince of the Marshes (als adjunct-gouverneur van een provincie in Irak) twee fraaie boeken geschreven. Paul Theroux ben ik zat maar Jonathan Raban heeft een aantal uitstekende boeken op zijn naam, zoals Soft City en Passage to Juneau. Hors catégorie is Bruce Chatwin: The Songlines is en blijft het beste reisboek ooit.

Terzijde: in Coasting vertelt Raban van zijn zeiltocht (in 1982) om Engeland; Theroux wandelt dan langs de kust en schrijft The Kingdom by the Sea. De heren komen elkaar tegen en doen allebei in hun boek verslag van die ontmoeting. Zeer vermakelijk om dat naast elkaar te lezen.

Van Thubron las ik eerder al Shadow of the Silk Road en In Siberia. In Among the Russians verhaalt hij van zijn tocht in 1982 (het boek is uit '83) per auto van de Oostzee naar Oekranië. Voor de jonge lezertjes: het is dan nog volop Koude Oorlog. Westerlingen komen - zeker in hun eentje - de Sovjet-Unie niet of nauwelijks in en Thubron moet heel wat uit de kast halen om zijn reis te mogen maken. Dat hij al die kilometers aflegt in een Morris Marina maakt het extra lastig, want Engelse auto's uit die tijd waren niet beter dan Russische.


De openingszin is fantastisch: "I have been afraid of Russia ever since I could remember." Even later haalt hij Marquis de Custine aan: "Russia is a country where everyone is part of a conspiracy to mystify the foreigner." (Uit Russie en 1839.)

Helaas weet Thubron in dit boek niet tot de Russische volksziel door te dringen. Zijn landschaps- en architectuurbeschrijvingen zijn prachtig, zijn ontmoetingen met de Russen onderhoudend en zijn gesteggel met de KGB is vermakelijk. Maar daar blijft het bij. Among the Russians is een gedateerd boek.
Ik werd wakker van een doffe klap. Zes uur! Werd er een container op straat geflikkerd? Maakt het uit. Slapen maar weer.
Toen ik de krant uit de bus haalde, zag ik dat het brommobiel dat naast de voordeur van de flat - en pal onder mijn slaapkamerraam - staat geparkeerd het had moeten ontgelden. Een flinke ster in de voorruit. Overal glas. Iemand heeft het ding een forse beuk verkocht of vanaf vier hoog iets naar beneden gesodemieterd.

donderdag 7 augustus 2014

Decline and Fall of the Roman Empire was de eerste Penguin-pocket die ik bij Broese in Utrecht kocht, maar zeker niet de laatste. De omslagen van Penguins variëren van goed tot klassiek en fantastisch, het papier is goed, de typografie is uitstekend en ze vallen niet gauw uit elkaar. Je kunt je met een Penguin en zeker met een Penguin Classic in ieder gezelschap vertonen. En alleen al het vasthouden van zo'n boek zet aan tot lezen - dat zal met een ie-boek nooit gebeuren.

Een goed gesorteerde boekhandel was (en is) een paradijs en Broese had de beste collectie Penguins in Utrecht. Een andere vroege aanschaf bij Broese waren de verzamelde werken van Edgar Allen Poe, in de reeks The Viking Portable Library. (Ik kocht ook Vikings van George Bernard Shaw, Karl Marx en Oscar Wilde.) Eenentwintig gulden vijfennegentig. De kaft is op de hoeken nu enigszins versleten, het papier vergeeld, maar eigenlijk is het boek nog in prima leesbare toestand.


Het zal de leeftijd wel geweest zijn, maar ik dook in die tijd volledig in de gotische horror. Ik las niet alleen Poe, maar natuurlijk ook Dracula van Bram Stoker (als je het boek hebt gelezen hoef je geen enkele verfilming meer te zien), Frankenstein van Mary Shelley (idem) en The Strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde van Robert Louis Stevenson. Maar terug naar Poe.

Ik luisterde in die tijd veel naar muziek van The Alan Parsons Project. Albums als The Turn of a Friendly Card, Eye in the Sky, Pyramid, I Robot en natuurlijk hun debuutalbum Tales of Mystery and Imagination. Een mooie samenloop.


Het was wel enigszins teleurstellend als je er later achter komt dat Parsons' verklanking van The Fall of the House of Usher (een van Poe's beste verhalen) regelrecht overgenomen is van Debussy's onaffe opera La Chute de la maison Usher.


Behalve de fantastische korte verhalen (The Pit and The Pendulum, The Murders in the Rue Morgue, The Premature Burial en The Masque of the Red Death), Poe's enige roman The Narrative of Arthur Gordon Pym of Nantucket is er natuurlijk The Raven.



Once upon a midnight dreary, while I pondered weak and weary,
Over many a quaint and curious volume of forgotten lore,
While I nodded, nearly napping, suddenly there came a tapping,
As of some one gently rapping, rapping at my chamber door.
`'Tis some visitor,' I muttered, `tapping at my chamber door -
Only this, and nothing more.'

(...)

And the raven, never flitting, still is sitting, still is sitting
On the pallid bust of Pallas just above my chamber door;
And his eyes have all the seeming of a demon's that is dreaming,
And the lamp-light o'er him streaming throws his shadow on the floor;
And my soul from out that shadow that lies floating on the floor
Shall be lifted - nevermore!

Ik kon en kan geen Lenor-reclame zien of horen zonder meteen te denken: "Quoth the raven, `Nevermore.'"


In oude boeken vind je soms aardige dingen, zoals dit ex libris van ene Elsa R. Hulls, dat ik aantrof in The Old Century and Seven More Years van Siegfried Sassoon. Ik heb mevrouw Hulls geprobeerd te goegelen, maar zonder resultaat. Ze was waarschijnlijk heel erg pre-internet.


Meer succes had ik met Kathy Chalmers; haar kaartje vond ik als bladwijzer in een ander boek. Welk boek weet ik niet meer, omdat ik dit kaartje zelf ook al jaren als bladwijzer gebruik.


Ik vond geen Kathy Chalmers in Souillac, maar wel een Kathleen Chalmers in het nabijgelegen Pinsac, alwaar zij een gîte uitbaat. Beide plaatsjes liggen iets ten noorden van Cahors, dat voor mij en vriend R. ooit het vertrekpunt was van een epische voettocht naar de Spaanse grens.

zondag 3 augustus 2014

Ik zat met mijn neus in Words of Mercury, een verzameling schrijfsels van de drie jaar geleden gestorven Patrick Leigh Fermor, samengesteld door zijn biograaf, Artemis Cooper (die biografie, An Adventure, is overigens verschrikkelijk slecht, onbegrijpelijk als je onderwerp zo'n rijk leven heeft geleid). Words of Mercury bestaat uit fragmenten van al door mij gelezen boeken, aangevuld met wat nieuw materiaal.

Mijn oog viel op de volgende passage.

"An old addict, I had been re-reading Saki just before setting out. Many pages are haunted by 'those mysterious regions between Vienna Woods and the Black Sea', and here I was, as deep in that maze of forests and canyons as it was possible to get. The timbered slopes outside the windows, and thoughts of snow and the winter solstice, brought these stories to mind, especially the ones about wolves, the villains and the presiding daemons of East European winter. The terrible arrival of The Interlopers, in the last monosyllabic paragraph of the story, might have taken place a few miles away; and another, The Wolves of Czernogratz, with the howling crescendo of the same dread monsters, conjured up a thousand castles to the north and the west; and I have always been struck by the broken traveller in The Unbearable Bassington, 'a man whom wolves had sniffed at'. István was one, my host another, Gróf K a third; Transylvania was full of them."

Hoeveel sfeer kan je in één alinea verpakken? Dit komt uit Between the Woods and the Water, het tweede boek (na A Time of Gifts) waarin Fermor zijn wandeltocht als achttienjarig knulletje van Hoek van Holland naar Constantinopel beschrijft, net voordat de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Als hij dit schrijft logeert hij op een kasteel in de Karpaten, waar hij met zijn gastheren polo speelt, alleen zijn de paarden vervangen door fietsen.

Fermor heeft me eerder aangezet tot het lezen van andere boeken, en ditmaal had ik reden om Saki weer eens uit de kast te pakken.


Saki schreef zijn (meestal korte) verhalen net voor de Eerste Wereldoorlog en ze gaan vaak over überwitty jongemannen in de Edwardian high society. Denk Downton Abbey, maar dan geestig, scherp, sarcastisch, macaber, griezelig. Van pijnlijke sociale satire tot regelrechte horror. Onweerstaanbaar. Ik heb de verhalen die Fermor aanhaalt (The Interlopers en The Wolves of Czernogratz) meteen herlezen en ook klassiekers als Tobermory, Esmé, Sredni Vashtar en The Unrest-Cure.


Het zal u niet verbazen dat P.G. Wodehouse voor zijn verhalen over Jeeves en Wooster voor een deel schatplichtig is aan Saki.

"People may say what they like about the decay of Christianity; the religious system that produced green Chartreuse can never really die."
(Uit: Reginald on Christmas presents.)

"Mother, may I go and maffick,
 Tear around and hinder traffic?"
(Uit: Reginald's peace poem.)

Saki zelf is weer sterk beïnvloed door Edgar Allan Poe en Bram Stoker, maar daar ga ik u een andere keer mee lastig vallen.

vrijdag 1 augustus 2014

Tot mijn achttiende las ik alleen maar meuk: avonturenromans, science fiction, thrillers. (En natuurlijk school- en studieboeken, maar daar gaat dit stukje niet over.) Meuk die ik uit de bibliotheek haalde, meuk die ik kreeg, meuk die ik zelf kocht en meuk uit de kast van m'n ouders. Mijn boekenkast was niet bijster indrukwekkend.


In de boekenkast van mijn vader stond, behalve een eindeloze reeks thrillers en detectiefjes, ook de Hornblower-reeks van C.S. Forester. Onderhoudende boeken over een Engelse zeeheld ten tijde van de Napoleontische oorlogen. Veel kanongebulder en kielhalen, u kent het wel. Er is later een niet onaardige tv-serie van gemaakt.



Die Hornblower-boeken waren prima vermaak, maar nog steeds geen aanleiding tot de enorme leestocht die daarop zou volgen. Op één puntje na: de hoofdpersoon las en gaf hoog op van The Decline and Fall of the Roman Empire van Edward Gibbon.


Ik was inmiddels in Utrecht gaan studeren en op een goede middag dreutelde ik door Broese Kemink. Mijn oog viel op het kastje met Penguin Classics, plank na plank met zwarte ruggen. Mijn blik bleef hangen op Gibbon. Verdomd. Decline and Fall, de ingekorte versie (bijna 700 pagina's) voor vijfentwintig gulden en vijftig cent. Een flink bedrag voor een armlastige student. Maar toch: het boek van Hornblower. Zou het echt zo goed zijn? Ik heb het gekocht. En ik ontdekte dat non-fictie enorm boeit en dat oude teksten (Decline and Fall is uit 1776) beter geschreven zijn dan nieuwe.

Boeken leiden naar boeken. Iemand schrijft een voorwoord, er wordt naar een titel verwezen, en hup je surft even naar Amazon of AbeBooks (of meteen naar AddALL) en een paar dagen of weken later staat de postbode weer op de stoep. Ik loop soms 1 op 3, dus één boek levert drie nieuwe aankopen op. En omdat ondanks Fukuyama de geschiedenis toch niet geëindigd is, leveren het huidige tijdsgewricht ook weer het nodige leeswerk op.

Een handjevol voorbeelden. Het gedonder op de Krim deed me grijpen naar Crimea van Trevor Royle, dat ik met een vooruitziende blik al een paar jaar terug had gekocht.



Over het huidige gedonder in het Midden-Oosten heb ik al het nodige gelezen en geschreven. Behalve het onvolprezen The Seven Pillars of Wisdom (1922) van T.E. Lawrence en Arabia Felix van Bertram Thomas kan ik nu ook de Personal Narative of a Pilgrimage to Al-Madinah & Meccah (1855) van Sir Richard F. Burton aanraden.


Wat een fantastisch boek. En passant leer ik weer wat over mijn favoriete tabak, latakia, en over de positieve kanten van de gezichtsbedekkende sluier.



Wie meer over Burton wil weten moet vooral naar deze aflevering van O'Hanlons Helden kijken.

Ik blijf voorlopig even in het Midden-Oosten. Ik heb de autobiografie van Henry de Monfreid, La croisière du hachich (1933), weer uit de kast gepakt. Maar ik begin met de Voyage en Orient (1851)van Gérard de Nerval.

Nichtje J. (groep drie) merkte onlangs op: 'Je hebt best wel veel boeken ... Het zijn er vast meer dan honderd.'

Vast wel. Geen muur zonder boekenkast. Maar als u me nu excuseert?