maandag 2 december 2013

Een jaar geleden was mijn oog er al op gevallen: een van de concerten ter ere van het 125-jarig bestaan van het Concertgebouw was het Chamber Orchestra of Europe en Bernard Haitink met het vioolconcert en de tweede symfonie van Johannes Brahms. Janine Jansen zou soleren.

Aangezien Sir Bernard al dik in de tachtig is, kan iedere keer de laatste zijn en bovendien wilde ik graag een van de jubileumconcerten bijwonen. Ik wist al dat Haitink en het Chamber Orchestra of Europe een fantastische Brahms deden: ik had ze in de BBC Proms van 2011 de derde symfonie en het pianoconcert (Emanuel Ax) horen spelen. Ik belde E., en die was er direct voor te porren. De kaartjes werden besteld.

Weken, maanden later maakte E. mij erop attent dat hij twee dagen voorafgaand aan het jubileumconcert ook in zijn serie een concert met het Chamber Orchestra of Europe en Haitink had zitten: weer Brahms, ditmaal het dubbelconcert en de eerste symfonie. Ik bestelde direct ook een kaartje voor mezelf.

Kort daarna weer een telefoontje van E.: voorafgaand aan de twee Brahms-concerten organiseerde het Concertgebouw een introductiecursus Brahms. Twee donderdagavonden en Hans Haffmans van Diskotabel verzorgde het geheel. Als we toch bezig waren? Goed plan.

En zo deden we drie weken Brahms. De eerste cursusavond (zo'n 40 deelnemers, gemiddelde leeftijd 60 plus) in de Pleinfoyer ging stevig in op de eerste symfonie, qua compositie en uitvoeringspraktijk. De tweede avond was wat luchtiger en dook ook in het persoonlijke leven van Brahms en daarmee onvermijdelijk in zijn relatie met Clara Schumann. Hebben ze het nou wel of niet gedaan?

Woensdagavond was het eerste concert: het dubbelconcert en de eerste symfonie. Het dubbelconcert is niet helemaal mijn ding alhoewel er door Renaud en Gautier Capuçon voortreffelijk werd gesoleerd. Wel viel direct de sprankelende klank van het orkest op.
Na de pauze werd het spannend. Dankzij Haffmans waren we terdege voorbereid en de vraag was vooral: met welk tempo zou Haitink inzetten? Hoe snel gaan die pauken in het begin van start? Haitink koos een fluks tempo, en dat paste uitstekend bij de brille en de souplesse van het orkest. Wat een uitvoering. Briljant.
Het Parool is het met me eens, maar geeft maar vier sterren.
Het tweede concert, op vrijdagavond, stond in het teken van het 125-jarig bestaan van het Concertgebouw. Om de feestvreugde te verhogen werd links van het orgel in wit de harp van het Concertgebouw geprojecteerd en rechts in rood '125'. Hoera.

Waar er woensdag nog enkele plaatsen vrij waren, was het vrijdag volledig ausverkauft. Daar zal het optreden van Janine Jansen wel iets mee van doen hebben gehad, want hier in Nederland staat haar sterrenstatus niet ter discussie. Ik heb daar altijd enigszins aan getwijfeld. Jansen is zonder meer een competent violiste, maar of ze nu echt die internationale kwaliteit heeft die men haar hier ter lande toedicht was voor mij geen uitgemaakte zaak.

Nu wel. Jansen is goed, maar ook niet meer dan dat. Voor een romantisch werk als het vioolconcert van Brahms is ze toch een te veel door onze vaderlandse Bach-cultuur geïnjecteerde Calvinist. Het was allemaal iets te droog, iets te strak. Ik wil het woord 'schmieren' niet gebruiken maar er had iets meer gevoel in gelegd mogen worden. En dit viel extra op omdat het orkest dit wel voor elkaar kreeg.
Erik Voermans is in Het Parool positiever over Jansen.
Zaterdag zat ik nog na te gloeien van twee fantastische concerten. In de post zat mijn eerste aanschaf naar aanleiding van een van de vele tips die Haffmans tijdens zijn cursusavonden rondstrooide: Vier ernste Gesänge door Kathleen Ferrier. Van Brahms ben ik nog lang niet af.

zaterdag 30 november 2013

Tijdje niet geblogd, waarvoor mijn excuses. Er is een hoogcultureel blogje in aanbouw, over mijn drie weken met Brahms, maar eerst even een laagcultureel uitstapje.

Van de week viel mijn oog op een itempje in DWDD: 'guilty pleasures', in dit geval in de muziek. Hoor je zo'n nummer op de radio dan gaat het volume een tandje hoger, als je in de auto zit moet je je bedwingen om het gaspedaal niet even extra in te drukken en er is een bijkans onweerstaanbare drang tot meezingen. En je durft aan niemand toe te geven dat je dit een leuke plaat vindt, want langs de culturele meetlat gelegd is het bagger.

Daarom speciaal voor u, een aantal van mijn guilty pleasures. Speel af en huiver.






En ik heb natuurlijk nog veel meer guilty pleasures. Maar ik ga het straks eerst even met u over Brahms hebben.

zondag 1 september 2013

De firma AutoRent adverteerde vroeger met de eenvoudige en daardoor geniale slagzin: 'AutoRent, als u zonder auto bent.' Zo'n zin blijft hangen.

Zojuist reed een autootje van Bo-rent door de straat. Ik denk dan meteen: 'Als u zonder bo bent.'


maandag 26 augustus 2013

Ik geef het direct toe: ik ben meer van de moderne en hedendaagse kunst dan van het oude spul. Zet mij neer voor een Malevich, een Klein of een Newman en je hebt de eerste uren geen kind aan me. Maar na twee portretten uit de Gouden Eeuw loop ik al te gapen, Rembrandt of geen Rembrandt. U begrijpt dan ook dat het Stedelijk mij niet snel genoeg kon heropenen maar dat ik de schermutselingen rond het Rijks Museum (moderne spelling) met enige distantie volgde. Ik ben echter geen barbaar dus het werd hoog tijd voor een bezoek aan het vernieuwde Rijks.


We hadden ons terdege voorbereid. We hadden alle jubelverhalen over de schitterende restauratie van het gebouw tot ons genomen, evenals het gejuich over de nieuwe presentatie van de collectie - Wim Pijbes had alle internationale recensies persoonlijk doorgetwitterd. Als tegenwicht had E. ons een kritisch stuk van Julian Spalding toegestuurd.


Natuurlijk moet eerst de hindernis van het beruchte fietstunneltje worden genomen. Als we de verhalen mochten geloven waren we daar ons leven niet zeker - moordlustige fietsers en scooterrijders met het mes tussen de tanden zouden hun uiterste best doen om ons de toegang te beletten.


Ongemolesteerd bereiken we echter de ingang - maar waar is de ingang? Rechts een rij voor een deur, links een deur zonder rij maar we een zoeken een lift om af te dalen naar het niveau van de binnenplaats. Een vriendelijke suppoost wijst ons de weg.
De rest van de middag blijven we in verwarring: waar zijn we, waar we willen we naar toe en hoe komen we daar? Toegegeven, het Rijks is een ingewikkeld gebouw, maar de bewegwijzering moet veel beter. Een consult van Paul Mijksenaar had vast geholpen. H. vat onze wanhoop kort en krachtig samen: 'Waar is de lift?'

Ook over de presentatie van de collectie hebben we wat noten te kraken. Spalding had in zijn stuk wel degelijk een punt: de presentatie biedt weinig tot geen context - er wordt geen verhaal verteld. En als je als bezoeker onvoldoende achtergrondkennis hebt (en dat geldt voor nagenoeg iedereen) mis je dus veel. Daarnaast is het gebouw nog steeds volgepakt, alles staat dicht op elkaar. In combinatie met de donkere, paarsgrijze achtergrond waar de schilderijen tegenaan hangen en de zwakke verlichting roept dat een bijna claustrofobische reactie op.
Ik raak zelfs enigszins geïrriteerd als we in een hoekje van de zolder de collectie twintigste eeuw weggemoffeld zien. Een handje Cobra's, wat designstoeltjes, anderhalve Mondriaan en twee posters die toepasselijk tentoonstellingen in het Stedelijk aanprijzen, dat is het wel. Dat doet dit tijdvak echt tekort - stuur de bezoekers gewoon naar het Stedelijk en gebruik de vrijgekomen ruimte voor iets anders.


Toch past ook een woord van lof: het pand is schitterend gerestaureerd. De grote hal, voor de ingang van de Eregallerij, is een lust voor het oog. Je snapt niet dat een idioot ooit eens heeft besloten het allemaal wit te kalken.


Na een paar uur dwalen zijn we op. Het Museumplein aan de kant van het Rijks is een geslaagd stukje stad, met de grote vijver en het zicht op het Concertgebouw en de badkuip van het Stedelijk. En de ontvangst bij het Cobra Café is allerhartelijkst (zeker voor Amsterdamse begrippen) en de kroketten zijn er prima, ondanks dat ze niet van Van Dobben zijn. Maar dat is dan ook het enige echte minpuntje van een prima middag.

vrijdag 9 augustus 2013

Ik ga me laten omscholen. Tot hartchirurg. Want ik heb zojuist herontdekt dat ik verschrikkelijk goed kan priegelen.

Als kind was ik er goed in, in priegelen. Duplo heb ik overgeslagen, ik begon meteen met de veel kleinere en uitdagendere Lego-steentjes. En omdat technisch Lego in mijn tijd nog niet bestond, schakelde ik over naar Fischer Technik. Daar kon je eindeloos mee bouwen, veel steviger en ruimtelijker dan met Lego, maar je moest wel van frummelen houden.


Naast dit bouwkundig gefröbel bouwde ik ook schaalmodellen. Schepen, auto's en vliegtuigen. Heel veel vliegtuigen, vooral Engelse en Amerikaanse toestellen uit WO II. Airfix was de belangrijkste leverancier (schaal 1:72) met Matchbox als goede tweede. Ik bouwde ook wel modellen van Revell, maar minder (want duurder dan Airfix of Matchbox).


Je moet behoorlijk goed kunnen frunniken om die plastic bouwdoosjes goed in elkaar te kunnen krijgen. Overtollig plastic moet heel voorzichtig worden weggesneden, en als je wielen en propellers draaibaar wil monteren, moet de lijm uiterst nauwkeurig worden aangebracht.

Aan al dit geknutsel heb ik niet alleen een flinke kennis van allerlei oorlogstuig overgehouden, maar ook een vaste hand en een goed ontwikkeld fijnmechanisch inzicht. En dat kwam me onlangs zeer goed van pas.
De batterij van mijn iPhone 4 begon steeds sneller leeg te lopen en al gauw was het zover dat als ik 'm 's avonds oplaadde hij nog net de volgende ochtend haalde. Maar dan mocht ik niet midden in de nacht een paar setjes WordFeud spelen.

Een rondje internet leerde dat ik niet als enige met dit probleem kampte (de iPhone, niet de insomnia). Het lag of aan stroomvretende apps, of aan een slechte batterij, of aan allebei. Het uitschakelen van de apps bood geen soelaas, dus ik moest helaas de conclusie trekken dat de batterij aan het overlijden was.
Goede raad was duur. iPhones hebben geen wegklikbaar achterkantje waar je even een nieuwe batterij in legt. En volgens mijn provider zit ik nog een jaar aan dit toestel vast. De enige remedie: major surgery, dan wel door het uitbesteden aan een puistige puber van een techno-firma, of in eigen beheer.

Een tweede rondje internet leerde dat het vervangen van een batterij heel goed zelf te doen zou moeten zijn. Diverse instructiefilmpjes lieten zien dat het openschroeven van de iPhone, het ontkoppelen van de batterij en het verwijderen a piece of cake moest zijn. Monteren van de nieuwe batterij ging gewoon in de omgekeerde volgorde.


Ik besloot het erop te wagen en bestelde een nieuwe batterij met bijbehorend gereedschap van iFixit. Twee dagen later stond de firma FedEx op de stoep en diezelfde avond legde ik de patiënt open.
Losschroeven ging goed, het achterkantje ging er makkelijk af, het schroefje tussen batterij en printplaat ging eenvoudig los en voordat ik het wist had ik de boel uit elkaar. Het monteren was spannender. Alles ging soepel in elkaar, maar uit niets bleek hoe je kon vaststellen dat je het stekkertje van de batterij goed had vastgezet, zonder daarbij de antenne te mollen - volgens de diverse handleidingen die ik las, was dit het belangrijkste risico van de operatie.
Ik heb op hoop van zegen alles in elkaar gezet en de achterkant weer op de iPhone geschroefd. Na een druk op de aan-knop verscheen goddank direct het Apple-logo. Stroom! En verdomd, Wifi deed het nog, 3G ook en ik kon ook nog bellen. Hoezee! Operatie geslaagd.

En is de patiënt ook beter geworden? Jawel. 's Avonds opgeladen, een doorwaakte nacht met diverse WordFeud-battles en de batterij heeft niet meer dan 3 procent van zijn capaciteit verloren. Dat is een resultaat. En daarom word ik hartchirurg. En als dat niet lukt, God.

maandag 22 juli 2013

De eerste helft van deze zomer was ruk. Niet alleen omdat het weer niet op gang wilde komen, maar ook omdat Jack Vance op 26 mei stierf.
Eerlijk gezegd dacht ik dat hij al lang en breed dood was. Ik begon zijn boeken te lezen toen ik voor het eerst los mocht in de grote mensen-afdeling van de Openbare Bibliotheek in Haarlem. Dat moet ergens midden jaren zeventig geweest zijn.

Van boeken kreeg ik toen al geen genoeg. Mijn ouders voorzagen me van een gestage stroom leesvoer, zoals de boeken van Tonke Dragt, Jan Terlouw en natuurlijk de complete Bob Evers-serie, die ik wel met mijn broertje moest delen. Papa nam ons ieder weekend mee naar de boekhandel in Bloemendaal, waar we om de beurt het volgende deeltje uit de reeks kregen.


Natuurlijk was dit niet genoeg. Al snel maakte ik uitstapjes naar de boekenkast van mijn ouders. Wat mama las weet eigenlijk niet, maar papa had een indrukwekkende verzameling thrillers en detectiefjes. Er waren veel Zwarte Beertjes: de verzamelde werken van Havank en Charteris en natuurlijk het onvergetelijke Lodewijk Windstoot en de lijken in de lift van Marba. Ook was er een aardige collectie Elsevier-thrillers van Alistair MacLean, Desmond Bagley en Hammond Innes. En de boekjes van uitgeverij Born met een prettig rode oortjes-gehaltje, zoals die van H.J. Oolbekkink.


Ook werd ik in die tijd lid gemaakt van de Openbare Bibliotheek. We maakten eventjes gebruik van de vestiging aan de Zaanenlaan in Haarlem-Noord, maar ik werd al snel overgeplaatst naar het hoofddepot in het centrum, gevestigd achter de Raaks-parkeergarage.
Helaas: alle interessante boeken van de jeugdafdeling had ik zo uit. Arendsoog, de avonturen van Rob Staalman en omdat ik in de science fiction begon te raken: de avonturen van astronaut Ken Cassidy en die van ruimteverkenner Mark Stevens.


Gelukkig werd ik eigenlijk eerder dan mocht naar de volwassenenafdeling overgebracht. Een grote ruimte, met eindeloze rijen boeken. Wat een weelde!
Ik ging verder met waar ik gebleven was. Alle titels van MacLean, Bagley en Innes die we thuis niet hadden, stonden hier.


En er bestond veel meer science fiction dan ik ooit had durven dromen: van Robert Heinlein, Isaac Asimov, Frank Herbert, Larry Niven en Jack Vance.
Van Vance zijn me de trilogieën Tschai, Alastor en Durdane het meest bijgebleven en nu ik ze herlees, verbaast me dat enigszins. Ik had en heb een voorkeur voor space opera, met flitsende ruimteschepen en intergalactische knokpartijen (denk aan Star Trek of Star Wars). De boeken van Vance spelen zich weliswaar af op andere planeten, maar het gaat hier om vreemde landschappen en imaginaire samenlevingen, en hoe mensen zich daarin staande houden. De boeken van Jack Vance zijn veel rijker dan ik me herinner, en ik beleef er nu onverwacht veel plezier aan.


Het is een wonder dat ik ooit tot de echte literatuur ben gekomen.

dinsdag 9 april 2013

Begin jaren tachtig begon ik me voor politiek te interesseren. Het was crisis. Niet zoals in de jaren dertig en niet zoals nu, hoewel de crisis van nu en die van toen ook overeenkomsten hebben. De hoge (jeugd)werkloosheid is een goed voorbeeld.
Naast de economische crisis was er toen ook nog een Koude Oorlog. We wisten niet beter of de Sovjets konden morgen Europa binnenvallen en daarom moesten er ook in Nederland kruisraketten worden geplaatst: 'liever een raket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken'. Het dubbelbesluit was onderwerp van hevige discussie, hoewel niemand echt begreep hoe het in elkaar zat.

In de muziek was het ook een en al doem.

In Nederland hadden we rechtse regeringen (Lubbers I en II) die vonden dat er stevig bezuinigd moest worden. De tegenstelling tussen links en rechts toen was veel heftiger dan nu en er was veel sociale onrust maar het bleef hier toch allemaal betrekkelijk vreedzaam, met wat demonstraties op het Malieveld.
De kroningsrellen in Amsterdam in 1980 waren een uitzondering, maar die werden werden veroorzaakt door een kleine minderheid van militante krakers ('geen woning, geen kroning') en hun politieke doelen werden door slechts weinigen gedeeld.

Hoe anders was het in het Verenigd Koninkrijk. De conservatieven van Margaret Thatcher wonnen in 1979 de verkiezingen en zouden het land dramatisch gaan verbouwen. Er moest ook wel wat gebeuren, want het land zat diep in de ellende. Zo'n beetje de gehele industrie was genationaliseerd (voor de jonge lezertjes: overgenomen door de staat, zoals nu de banken) en die kon de internationale concurrentie nauwelijks aan. Wie zich de abominabele kwaliteit van een Austin Allegro of Austin Princess herinnert - producten van British Leyland - weet wat ik bedoel.

Maar Thatcher sloeg door. Om de industrie te kunnen privatiseren en ontmantelen en de overheid een kopje kleiner te kunnen maken ging ze de strijd aan met iedereen die zich daartegen verzette - vooral de vakbonden. De strijd was het hevigst met de National Union of Mineworkers van Arthur Scargill. Thatcher wilde de kolenmijnen sluiten en dat leidde in 1984/1985 tot landelijke stakingen. De strijd was heftig en gewelddadig - en Thatcher won. Er werden anti-vakbondswetten aangenomen die macht van de vakbonden voor eens en altijd braken.

Toen, als knulletje van begin twintig, viel het me op dat de tegenstellingen in het Verenigd Koninkrijk voor een deel dezelfde waren als die hier maar dat daar de strijd veel heftiger werd uitgevochten. Het ging niet alleen over verschil van inzicht over de samenleving, het ging om macht. Hier doen we een beetje besmuikt over macht, in Engeland werd er gewoon om geknokt. Het werd me duidelijk dat politiek niets anders is dan de strijd om de macht.

De vrije markt-denkers van Thatcher hebben die strijd gewonnen en dertig jaar later zien we wat dat heeft opgeleverd. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen industrie meer. De laatste autofabrikanten zijn failliet (TVR) of overgenomen door Aziaten (Lotus en Jaguar/Landrover) en Duitsers (Rolls-Royce en Bentley). De kolenmijnen zijn dicht terwijl de vraag naar kolen toeneemt, de olievelden op de Noordzee zijn leeg en nu de Britten nieuwe kerncentrales nodig hebben, komen ze erachter dat ze daarvoor Franse bedrijven moeten invliegen.
Het enige wat het Verenigd Koninkrijk aan Thatcher heeft overgehouden is een uit zijn krachten gegroeide bankensector en aanpalende 'service-industry'. Londen is welvarend, maar ga naar het noorden en je waant je in de derde wereld. In de arbeiderswijken in de oude industriesteden is er voor de gesloten fabrieken geen werk in de plaats gekomen.
En wat die ongereguleerde banken hebben veroorzaakt weten wij sinds 2008 nu allemaal.

De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw is in het Verenigd Koninkrijk een conservatieve regering aan de macht. Dertig jaar geleden werd de industrie gesloopt, nu zijn de restanten van de verzorgingsstaat aan de beurt. De gezondheidszorg wordt geprivatiseerd en uitkeringen worden geschrapt. De manier waarop dit gebeurt is schandalig: mensen die om wat voor reden niet goed kunnen meekomen in deze hypercompetetieve samenleving - bijvoorbeeld door een handicap, zwakke gezondheid of lage opleiding - worden stelselmatig weggezet als profiteurs en uitvreters. Het is hun eigen schuld dat ze niet succesvol zijn. Waarom moet de hardwerkende belastingbetaler daarvoor opdraaien? Nou, omdat als de hardwerkende belastingbetaler even niet oplet bij het oversteken in dezelfde positie kan komen - maar dat argument hoor je nooit.

Gelukkig is in het in Nederland allemaal niet zo extreem. Niet alleen is bij ons het politieke discours milder, bij ons zitten ook de sociaal-democraten van de PvdA in de regering en zij claimen sinds jaar en dag dat ze voor de zwakkeren in de samenleving opkomen. Hier dus geen verhoging van premies en eigen risico's, geen ontmanteling van het ontslagrecht, geen beperking van het zorgaanbod, geen sluiting van verpleeghuizen en geen afbraak van thuiszorg. Toch?

Ik denk dat het tijd wordt voor wat tegengeweld, voor een greep naar de macht.

vrijdag 5 april 2013

'Als jij straks naar Benissa gaat, ga ik naar Fréjus,' zei L.

De Marina Alta ken ik goed, omdat ik daar al bijna vijftien jaar vakantie vier, maar de jaren daarvoor bracht ik door aan de Côte d'Azur, en dat stukje Mediterrane kust ken ik dus ook best aardig.

'Ah,' zei ik. 'Dan heb ik misschien nog wel wat tips voor je.'

De Côte d'Azur werd begin jaren zeventig op mijn netvlies geëtst door de belevenissen van Roger Moore en Tony Curtis, die in de tv-serie The Persuaders daar allerlei geboefte bestreden. Het was de tijd van de 'jet set' en de heren reden daar rond in schitterende automobielen, dronken hippe drankjes in chique gelegenheden en waren omringd door - excusez - louter lekkere wijven. Enfin, kijk zelf maar.

Ik wist toen nog niet dat de lokale VVV met geld in de serie zat, en dat het tourisme en het pas aangelegde vliegveld van Nice gepromoot moesten worden. Maar toen ik in 1995 voor het eerst op Nice landde, was het een feest der herkenning. Alsof je zo de tv-serie inliep. En Nice zelf is een heerlijke stad. Leuke winkels, fijne terrasjes en natuurlijk het Musée d'Art Moderne et d'Art Contemporain. Daar heb ik mijn liefde voor Yves Klein opgedaan, die ik nu in het Stedelijk gelukkig ook weer kan botvieren.
Yves Klein: L'accord bleu (detail).
Ik bivakkeerde echter niet in Fréjus, maar in Sainte-Maxime. Op een gegeven moment wist ik via-via het vakantiehuis van een Parijse professor te huren, en daar hebben we een aantal jaren prima vakantie gevierd.
Een roemruchte lunch met familie en vrienden.
Sainte-Maxime is een alleraardigst dorpje met leuke winkeltjes, prima restaurantjes en uitstekende terrassen. De keren dat ik met M. in Sainte-Maxime was hebben we vele uren op het terras van Le Wafou doorgebracht. Daar heb ik pastis leren drinken. En dan bedoel ik drínken.
Le Wafou in Sainte-Maxime.
En we maakten uitstapjes, naar Saint-Tropez, naar Grasse, naar Draguignan, naar Marseille. Ook Marseille bleek ik al te kennen, natuurlijk uit The French Connection. Helaas kon ik de gehele film niet op Youtube vinden, maar ook de trailer is de moeite waard:

Maar Marseille kende ik ook uit Astérix en Corse. De oude haven van Marseille is precies zoals Uderzo het tekende.

Helaas, Marseille is een vieze en criminele stad. Loop een straatje voorbij de oude haven en je bent in een sloppenwijk van Afrika. Niet fijn.

Zoals gezegd, de Côte d'Azur is inmiddels vervangen door de Marina Alta. Maar ik wil nog wel eens terug. Misschien heeft L. dan tips voor mij.

maandag 18 maart 2013

Ik leerde Alvin Lee kennen tijdens mijn kroegentochten met R. Zoals altijd waren we de avond begonnen in het HEBE-huis aan de Nieuwe Herengracht (R. bewoonde daar de tuinkamer, ook bekend als 'de grot') en daarna legden we bij Nam Kee op de Zeedijk een bodem - in mijn geval altijd gebakken import-bami met gemengd vlees. We hadden geen vaste kroegenroute, maar wel vaste aanlegpunten: The Last Waterhole, Pleinzicht op de Oudezijds en Maloe Melo op de Lijnbaansgracht. Korsakoff, een paar deuren verder, vonden we een beetje te tam. Dit is Maloe Melo:

In Maloe Melo speelden bandjes van wisselende kwaliteit. Die avond niet, maar door de luidsprekers denderde een prettig stampende bluesrock. Ik vroeg aan Jur: 'Wat is dat?' Hij legde de ceedee op de bar: About Time van Ten Years After.

We luisterden naar Let's Shake It Up:

Zo leerde ik Alvin Lee kennen, een van de beste gitaristen ooit. About Time (1989) was het laatste album waarop hij met Ten Years After zou spelen, daarna ging hij solo. De groep had echter al een lange carrière achter zich. Ze waren in 1969 doorgebroken, na een fantastisch optreden op Woodstock. I'm going home is legendarisch:

En nu is hij dood. Hij stierf op 6 maart, 68 jaar oud.

zondag 10 maart 2013

Nu heb ik ze alle vier bezocht, in het Okura: Teppanyaki-restaurant Sazanka, Ciel Bleu, de klassieke Japanner Yamazato en dan nu eindelijk ook het Serre Restaurant. Dat is ook pas drie jaar open.
E. en ik zijn een beetje uitgekeken op het voer van het Concertgebouw Café. Het eten is niet slecht maar ook niet echt goed; aldaar afspreken voorafgaand aan een concert is vooral praktisch. Maar omdat het gisteren zaterdag was en we ons dus niet van werk naar concert hoefden te haasten, besloten we de tijd te nemen en bij het Serre Restaurant te gaan eten.
Helaas was het rukweer, want de Serre is gewoon een heerlijke plek aan het water. 's Zomers moet het er fantastisch zijn. Dat ga ik zeker nog eens proberen, want je eet in de Serre uitstekend voor een zeer schappelijke prijs. De gerechten zijn geïnspireerd door de producten van grote broer Ciel Bleu (twee Michelinsterren) en dat levert Serre een Bib Gourmand op. En terecht.
Fish & Chips Serre-style. Inderdaad geserveerd in/op een krant. Natuurlijk wel de Wall Street Journal.
In het Concertgebouw deed het Nederlands Philharmonisch Orkest eerst Pianoconcert 4 van Beethoven (Alexei Volodin) en daarna Eine Alpensinfonie van Richard Strauss. Beethoven was adequaat maar de Alpensinfonie prima, op een paar missertjes door houtblazers na. Heerlijke muziek.

De Straffe Hendrik na afloop was bijna teveel van het goede. Ik was erg aan mijn bed toe.

maandag 4 maart 2013

Het was geen goeie zondag.

Het begon met Lodewijk Asscher. Die zat 's morgens bij Eva Jinek op de bank en zei wat betreft de bezuinigingen overal over te willen praten. Daarmee gaf hij aan dat het terugdringen van het begrotingstekort voor hem prioriteit heeft, ongeacht welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Je zou van willekeurig welke politicus verwachten dat hij deze ambitie koppelt aan een visie op de samenleving, maar daar is bij Asscher geen sprake van. Hij is alleen geïnteresseerd in het begrotingstekort.


Vervolgens mocht Sybrand Buma aanschuiven in Buitenhof. Buma stelde op geen enkele manier nut en noodzaak van een begrotingstekort van maximaal drie procent aan de orde, hij beschouwde dat als een gegeven. Hij zei met het kabinet overal over te willen praten om die doelstelling te behalen. Hoe dat maakte niet uit, als de mensen maar weer 'meer vertrouwen' zouden krijgen. Waar dat vertrouwen op gebaseerd moest zijn, liet hij onbenoemd.
Tegenover Buma zat Emile Roemer. Een verademing. Roemer had als enige de economie-handboeken gelezen en kon helder uitleggen wat een 'fiscal multiplier' is en waarom dus de economie 'kapot bezuinigd' wordt. Ook begreep hij dat inkomenszekerheid de enige manier is waarop mensen vertrouwen krijgen, uitgaven durven doen en de economie weer kan groeien - waardoor het begrotingstekort daalt.



Maar het dieptepunt van de zondag was natuurlijk Diederik Samsom. Hij mocht 's avonds in Oog in Oog aan Sven Kockelmann verantwoording afleggen over zijn politieke keuzes. Het werd een afgang. Samsom heeft de economie-handboeken niet gelezen en kan dus niet beargumenteren waarom het begrotingstekort maar drie procent mag zijn. In plaats daarvan debiteerde hij allerlei onzin, met onderstaande valse argumentatie als kers op de taart.
Samsom beweert dat de nullijn in de zorg is nodig om banen in de zorg te scheppen; zonder die nullijn vallen er ontslagen. Hij suggereert hiermee dat er een loonoffer nodig is om de arbeidsmarkt in de zorg te laten functioneren. De waarheid is dat het kabinetsbeleid eerst honderdduizend ontslagen poetshulpen oplevert, die volgens Samsom hun baan misschien kunnen houden als hun verzorgende en verplegende collega's op een houtje gaan bijten. Als Samsom de vacatures in de zorg wil vervullen met gekwalificeerd en gemotiveerd personeel, moeten de lonen juist omhoog.
Zoals ik al eerder betoogde, Samsom heeft geen idee waarom hij aan dit kabinet deelneemt. Kockelmann confronteerde Samsom met al zijn campagnebeloften, en onze Diederik kon op geen enkele manier duidelijk maken hoe die campagnebeloften kabinetsbeleid zijn geworden. De conclusie: op geen enkele wijze.

Get Adobe Flash Player
Als het niet mogelijk is Flash te installeren kunt u de video bekijken via deze link.

Tot slot op deze zondag mocht partijchef Bram van Ojik op een congres zijn mede-GroenLinksers toespreken. Laat ik even Maurice de Hond spelen en een voorspelling doen voor de komende Tweede Kamer-verkiezingen: GroenLinks, nul zetels.
Van Ojik heeft ongetwijfeld veel kwaliteiten maar ontbeert de uitstraling van een lijsttrekker. Dat moet dus iemand anders worden. Maar ook trapt Van Ojik in dezelfde politieke valkuil die Jolande Sap het leven kostte: hij wil meedoen met de grote jongens en dus ook hij ambieert een begrotingstekort van maximaal drie procent. Ook hij heeft geen economie-handboeken gelezen.
Voor hem pleit dan nog wel dat hij aan het bereiken van die doelstelling voorwaarden verbindt: vergroening van de economie en het belastingstelsel, een werkeloosheid van maximaal drie procent en zo meer. Maar vervolgens gaf hij ook aan dat hij wel met Dijsselbloem wil praten over extra bezuinigingen en lastenverzwaringen. Hij benoemde alvast wat wisselgeld: geen JSF en laat bij Amelisweerd wat bomen staan.
Dat wordt dus niks. Als Brammetje zich met zulk klein bier laat wegsturen, dan verdient GroenLinks niet beter.

Zoals gezegd, het was geen goeie zondag.

maandag 25 februari 2013

Net zoals een geur kan ook een enkele zin je in één keer terugvoeren naar het verleden. Dat geuren dat kunnen weet iedereen sinds Marcel Proust in À la recherche du temps perdu eindeloos over madeleines zeurt. Ik heb het als ik carbolineum ruik, dan ben ik meteen terug bij de oude houten botenhuizen van Watersport Vereniging Aalsmeer aan de Kleine Poel van de Westeinder.
Terug naar die zin. We stonden voor de flat en een van ons vroeg: 'Haal jij de wagen?' Ik hoorde echter 'Harry, hol schon mal den Wagen' en ik was in één klap in het universum van Derrick.


Ik heb hier al eerder mijn liefde voor Britse detectiefjes en Duitse Krimi's gedeeld. Derrick neemt onder die Krimi's een bijzondere plaats in, al was het maar omdat de Oberinspektor het 25 jaar en 281 afleveringen volhoudt. Een collega-liefhebber heeft onlangs al die 281 afleveringen op Youtube geplaatst en dit door sneeuw verknalde Wochenende heb ik gebruikt om er een aantal van terug te kijken, te beginnen met de allereerste aflevering uit 1974, Waldweg.

Mijn herinneringen aan Derrick zijn vooral uit de jaren tachtig, toen hij (denk ik) iedere vrijdagavond 'live op Duitsland een moord oploste' om F. Jacobse te citeren. De afleveringen die door de Nederlandse omroep werden uitgezonden waren daarentegen minstens een jaar oud.
Hoofdrolspeler Horst Tappert was in de jaren tachtig al enigszins op leeftijd en de enige actie kwam van de hand van Derricks hulpje, Inspektor Harry Klein. Derrick zelf staarde vooral peinzend voor zich uit, later voortreffelijk gepersifleerd door de heren van Jiskefet, in een aantal afleveringen van Tampert.

Die eerste afleveringen uit de jaren zeventig laten een heel andere Derrick zien. Hij springt en schiet er op los, en zit zelfs achter de vrouwen aan. Wat dat betreft sluit de serie goed bij Britse (The Sweeney) en Amerikaanse (Shaft) tijdgenoten aan, maar dan wel ingetogen Duits. En de vrouwen waren mooi, in de jaren zeventig. Een bijzonder fraai exemplaar was Mayte Mateos, inderdaad, die donkere van het legendarische duo Baccara. Nog steeds doet zij mijn hart sneller kloppen.

Maar Baccara zat niet in Derrick. Frank Duval wel en Derrick deed in 1980 wat series als Miami Vice pas jaren later lukte: een enorme hit lanceren. Angel of Mine was niet om aan te horen, maar je kon geen radio aanzetten of het kweelde uit de luidspreker. Daarom hier nog  één keer.

Nu nog een chauffeur die Harry heet.

zondag 17 februari 2013

Iedere keer als ik bij de Appie scheermesjes aftik, voel ik me bestolen: Gillette Fusion, acht mesjes voor € 33,54. Dat is € 4,19 per mesje (in echt geld: tien gulden!) en omdat die krengen na vijf keer scheren bot zijn: € 0,84 per scheerbeurt. Overstappen op een ander merk dan maar? Wilkinson scheert niet lekker en wegwerpmesjes van willekeurig welk merk zijn zo slecht dat je ze vóór gebruik al moet weggooien.

Voor alle duidelijkheid: elektrisch scheren is geen scheren. Dat is grasmaaien.

Mijn ergernis over de prijsstelling van Gillette neemt toe als ik geconfronteerd wordt met het reclamegeweld van die firma. Roger Federer is een lul en ik wil niet via mijn scheerwerk meebetalen aan zijn aanwezigheid.
Maar nog irritanter dan de reclame's zijn die permanente zogenaamde productverbeteringen: van één naar twee naar vier mesjes, met voorglijstrip en naglijstrip en tegenwoordig zelfs met batterijaangedreven trilfunctie en dat doet me aan iets heel anders denken.

Scheren moet beter en eenvoudiger kunnen. Maar om terug te grijpen naar het klassieke, rechte kappersscheermes is gevaarlijk; de Engelsen noemen het niet voor niets een 'cutthroat razor'. Bovendien is het een hoop werk om zo'n mes goed scherp te houden. Nee, dat is een stap te ver.
Maar ik herinner me ook het enkele, losse mesje dat in een houder werd geklikt. Mijn vader gebruikte die, voordat hij overstapte op een Philips rotatiemaaier. Zou zo'n enkel mesje iets zijn? Zou het nog te koop zijn?


Geen marketingniche zo klein of het internet biedt het een podium. Ik leer al snel dat ik op zoek ben naar een DE oftewel 'double edged' safety razor en dat dit een uitvinding is uit 1904 van, jawel, King Gillette. Ook blijkt dat alles nog te koop is: houders in vele soorten en maten en ook zijn er nog veel fabrikanten van mesjes actief.
Gillette maakt deze oermessen niet meer, en uiteindelijk kies ik voor een Merkur 1904, een replica van de originele Gillette, maar nu afkomstig uit Solingen. Merkur maakt ook mesjes en is daarin niet de enige: uit Turkije komt Derby, uit Zuid-Korea Dorco, uit Rusland Astra, uit Egypte Shark en uit Japan Feather. Namen die associaties met een heel andere productgroep oproepen, maar dit terzijde.


Een goede scheerkwast, een Kent T4 met echte dasseharen, heb ik al. Ik besluit wel om mijn nondescripte scheerzeep van Vergulde Hand in te ruilen voor een iets luxere en enigszins nostalgische van Tabac. Ook koop ik een blokje aluin, want ik vrees bloederige toestanden.

Tientallen instructievideo's op Youtube waarschuwen: scheren met een DE safety razor is iets heel anders dan met zo'n modern ding. Het vergt techniek. Je moet korte halen maken, en vooral niet te veel drukken - het mesje moet het werk doen.
En o boy, dat doet het. Wat direct opvalt: je hóórt het mesje de baardharen afsnijden, met een prettig, raspend geluid. En het is strak glad. Je moet alleen in de bochtjes een beetje opletten, de hoek van het mesje ten opzichte van de huid moet goed blijven.
Om in nostalgische sferen te blijven sluit ik de scheerbeurt af met een flinke kledder Brut aftershave. En inderdaad, dat meurt nog net zo als in de jaren zeventig, toen de hele wereld naar Brut riekte.


Oh ja, een Merkur-mesje kost € 0,78 en gaat zeker vijf scheerbeurten mee. Dat is zestien cent per beurt!

donderdag 14 februari 2013

De bezuinigingen op de langdurige zorg die het kabinet Rutte/Asscher voornemens is, worden ingeleid met een buitengewoon cynische 'newspeak'. Zo wordt het verwijderen van deze noodzakelijke sociale voorziening geduid als 'de patiënt in zijn kracht zetten', oftewel: zoek het zelf maar uit. Het gedwongen beroep dat op familie en vrienden gedaan zal moeten gaan worden omdat verzekerde (en betaalde) rechten uit de AWBZ verdwijnen heet in deze terminologie 'van systemen naar mensen'. En dan heeft het kabinet ook nog de euvele moed om te beweren dat 'zorg moet aansluiten op het leven van mensen, in plaats van dat zij hun leven inrichten naar beschikbare zorg'. (Citaten uit brief van VWS aan de Tweede Kamer brief van 8 februari.)

Ik heb me hier al eerder opgewonden over het rechtse beleid van dit door de voormalig sociaal-democraten van de PvdA vormgegeven kabinet. Want als de PvdA niet voor de zwakkeren in de samenleving opkomt, voor wie dan wel? Haar leden, de graaiers in de (semi-) publieke sector? Maar dit terzijde.

Wat ik niet snap is waarom dit afbraakbeleid per se in positieve termen geduid moet worden. Denken ze in Den Haag dat we achterlijk zijn? Of hopen ze door 'frappez, frappez toujours', het langdurig inslijpen van de boodschap, dat we er toch langzaam in gaan geloven? Zo naief zijn ze toch niet?
Maar om te voorkomen dat het minder goed geïnformeerde grote publiek wel in de zogenaamde goede bedoelingen van de PvdA gaat geloven, moeten we de terminologie van het kabinet bestrijden: we moeten dit 'frame' vermijden en onze eigen woorden kiezen.

Goed gekozen woorden over de gevolgen van de voorgenomen bezuinigingen staan in een opiniestuk van Ellen Grootegoed, Diana van Dijk en Evelien Tonkens in de Volkskrant van 13 februari. Zij beschrijven uitstekend de consequenties voor de autonomie van gebruikers van langdurige zorg die door de bezuinigingen gaan ontstaan. Ik vrees alleen dat de premisse van Grootegoed, Van Dijk en Tonkens - de mens als autonoom burger, ook als zorggebruiker - niet door het kabinet wordt gedeeld. Het ook door de PvdA uitgedragen kabinetsstandpunt is immers: solidariteit bestaat niet.

woensdag 13 februari 2013

U kent inmiddels mijn voorkeur voor tabak en mijn enigszins nostalgische inslag. De mensen van het Polygoon-journaal maakten in 1958 de opdrachtfilm 'Lof der Tabak'. In 1958 was roken sociaal wenselijk gedrag: 'Ja steek eens op: wij mensen hebben dat nodig.'



PS
Als bovenstaand scherm niet werkt, probeer het dan via deze link.

zondag 10 februari 2013

Om in een vertegenwoordigende democratie, zoals we die in het Verlichte Westen kennen, iets voor elkaar te krijgen is een bundeling van stemmen nodig. Groepen kiezers vinden elkaar rond een gedeeld belang of een gezamenlijk idee. Die belangen en ideeën vallen vaak samen met een sociaal-economische of en/of demografische positie.
De concrete verschijningsvorm van zo'n groep kiezers is een politieke partij. Zo geredeneerd moet uit de acties van een partij dus af te leiden zijn welk belang een partij dient of welk idee zij vertegenwoordigt. Laten we dit model eens testen.

In de Verenigde Staten lukt dit heel aardig. De Republican Party vertegenwoordigt de kiezer met (veel) geld die dat het liefst zelf wil houden. Belasting betalen is taboe, de overheid is er alleen om een leger in stand te houden en iedereen die het niet zelf redt kan dood vallen.
De Democratic Party vertegenwoordigt kiezers die de staat meer als een onderlinge waarborgmaatschappij zien. Wie het alleen niet redt, wordt gesteund en om dat mogelijk te maken betaalt iedereen belasting - naar rato van zijn mogelijkheden. Volgens deze kiezers heeft de overheid ook een rol bij het creëren van voorzieningen die niet of niet goed door de markt gerealiseerd kunnen worden, zoals infrastructuur.
Deze twee groepen kiezers zijn niet alleen te onderscheiden in hun opvattingen, ook sociaal-economisch/demografisch zijn het verschillende groepen. De Democratische kiezer heeft niet alleen een opvatting over de rol van de staat, hij is ook degene die daadwerkelijk baat heeft bij een sociaal actieve overheid. Ethnische minderheden, laaggeschoolden, arbeiders, ouderen, zieken, gehandicapten - allemaal stemmen ze Democratic Party. De politieke opvatting en het welbegrepen eigenbelang vallen samen. Daarentegen moet de Republican Party het vooral van de rijken hebben, en van de boze, witte man van middelbare leeftijd, die terug wil naar de jaren vijftig.
Gewapend met deze kennis hadden Obama en Romney vorig jaar helemaal geen verkiezingscampagne hoeven voeren; het publiceren van hun respectievelijke programma's was genoeg geweest. Door de programma's goed te projecteren op kiezersgroepen was vooraf al duidelijk dat Obama niet kon verliezen en Romney niet kon winnen. Wie hier meer over wil weten moet FiveThirtyEight van cijfergoochelaar Nate Silver lezen. In onderstaande aflevering van The Daily Show wordt Silver geïnterviewd door Jon Stewart.


In het Verenigd Koninkrijk is er een nagenoeg zelfde situatie. De Conservative Party vertegenwoordigt de rijken en de gegoede middenklasse en voert een 'war on the poor' (hun nieuwste wapen is de 'bedroom tax'); Labour doet zijn best voor hen die het niet zo goed hebben getroffen.
De Liberal Democrats verstoren het beeld van deze fraaie dichotomie enigszins. Vroeger was dit de partij voor de gegoede middenklasse met een sociaal geweten, een groep kiezers die zich vooral rond een politiek idee verenigden. Op dit moment steunen de LibDems echter het repressieve beleid van de Conservatives. Peilingen wijzen uit dat de LibDems hiermee politieke zelfmoord hebben gepleegd.
Maar toch: ook in het Verenigd Koninkrijk vallen belangen en politieke opvattingen grotendeels samen en is er een partij die ze bedient.

Eens kijken of we de Nederlandse politiek volgens dit model kunnen duiden.

De VVD is de club voor mensen met geld. En als je geen geld hebt is dat jouw probleem. Dit is de basis voor hun verkiezingsprogramma en het beleid van het huidige kabinet. Knap van de VVD is overigens hoe ze dit politiek programma weten te vermommen als 'landsbelang', als in: 'In het belang van het land moet het huishoudboekje van de staat op orde worden gebracht.' Lees: we verlagen de uitkeringen en verzwaren de lasten voor de lagere inkomens omdat de staat onze koophuizen moet blijven subsidiëren. (En dit staat nog los van het feit dat een staat geen 'huishoudboekje' heeft dat op op orde gebracht moet worden, zie alhier.) De VVD is een belangenpartij vermomd als ideeënpartij.
Ook de SP past in het model: zij behartigt de belangen van laaggeschoolden en laagbetaalden. Volstrekt helder, en in deze tijden van crisis een garantie voor zetelgroei.
Zelfs de ondergang van het CDA laat zich volgens dit model verklaren: de kiezersgroep van het CDA is vooral demografisch bepaald en omdat de christenstemmer als belangengroep nagenoeg verdwenen is (en de christenstemmer die een ideële stem uitbrengt bij ChristenUnie en SGP terecht kan) is het einde van het CDA in zicht.
Geert Wilders gebruikt het model als marketinginstrument. Zijn primaire politieke doel is het bestrijden van de islam en in eerste instantie probeerde hij daarvoor met een programma van 'law and order' en repressie sympathiserende VVD-stemmers te winnen. Dat leverde echter niet genoeg op. Hij realiseerde zich vervolgens dat anti-islamgevoelens vooral bij sociaal-economisch minder bevoordeelde groepen leven en dus schreef hij op voor hen het betreffende deel van het verkiezingsprogramma van de SP over. Het leverde hem overigens niet veel op.
50Plus is de demografisch bepaalde belangenpartij bij uitstek en de Partij voor de Dieren de pure ideeënpartij.
GroenLinks verkeert volgens het model in een kansrijke positie. GroenLinks vertegenwoordigt niet een sociaal-economisch of demografisch gemarkeerde belangengroep, maar een groep kiezers die zich schaart rond de idee van een sociaal rechtvaardige samenleving, met respect voor individuele vrijheden. In het rijke en egalitaire Nederland is dit een vrij grote groep. Het 'groene' deel van het programma van GroenLinks vertegenwoordigt meer een idee dan een belang. Hoewel iedereen belang heeft bij een schone planeet, wordt dat nog niet altijd zo gezien.

D66 onttrekt zich enigszins aan het model. Wat het behartigen van belangen van sociaal-economisch of demografisch bepaalde groepen betreft, onderscheidt D66 zich in niets van de VVD. Op staatsrechtelijk en maatschappelijk gebied zijn de ideeën verdwenen. Het electorale succes van D66 laat zich dan ook alleen verklaren door de welsprekendheid van Alexander Pechtold en zijn (overigens te prijzen) stellingname tegen Geert Wilders en zijn islamofobie.

En dan PvdA. De PvdA vertegenwoordigt geen belangengroep meer en heeft letterlijk geen idee. Het verheffen van de arbeidersklasse is gelukt en daar is niets voor in de plaats gekomen. De SP heeft de positie als vertegenwoordiger van de nieuwe onderklasse overgenomen. (Overigens niet alleen in de politiek: ook de vakbonden zijn door SP overgenomen, een strategische meesterzet.)
Wim Kok zei het al: de 'ideologische veren moeten worden afgeschud'. Dat is gelukt. De PvdA vertegenwoordigt niemand en staat nergens meer voor.
Diederik Samsom gaf afgelopen donderdag een interview in EenVandaag, naar aanleiding van cijfers die lieten zien dat het kabinet Rutte/Asscher op geen enkele manier op een mandaat van de kiezers mag rekenen. Het was buitengewoon pijnlijk om te merken dat hij geen enkel idee heeft over hoe Nederland eruit moet zien, hoe hij dat wil bereiken en hoe hij daarbij de belangen van zijn kiezers wil realiseren. Ontluisterend.

Get Microsoft Silverlight
Bekijk de video in andere formaten.