zaterdag 29 oktober 2011

Alle bomen hebben bruin blad. Dat had ik niet gezien toen ik donderdagavond thuis kwam. Zo word je vanuit de Spaanse nazomer ineens in de Hollandse herfst gekieperd.
Niet dat het weer in Benissa altijd even geweldig was: twee ochtenden hevige spoelbuien en dat was de eerste regen na de zomer. Het is dan oppassen geblazen, de wegen zijn spekglad en er kan zomaar ergens puin naar beneden zijn gekomen. Maar verder was het gewoon 24 graden in de zon.

Ik ga u niet vermoeien met mijn belevenissen in Benissa, want die waren er niet. Ik heb gespeeld en diepzinnige gesprekken gevoerd met nichtje J. (vier jaar alweer), calamares gegeten bij Nancy en koffie gedronken bij Conchi. Ook heb ik veel dom naar de zee gekeken en een beetje gelezen. Een week is zo om.

Het gaat overigens erg slecht in Spanje. Aan het einde van het seizoen ziet het er altijd al ietwat treurig uit, omdat veel op de toeristen gerichte commercie dan sowieso dicht gaat. Maar de verhalen die je hoort ...

Conchi is ieder jaar van maart tot en met oktober open. Conchi, Raquel en Tony werken dan zeven dagen per week, van ‘s morgens vroeg tot – ik weet niet eens tot hoe laat, want dat tijdstip haal ik nooit. Dan nog eventjes met de feestdagen voor de jaarlijkse verkoop van turrón en dat is het. Uitrusten en een welverdiende vakantie.
Het was zaterdag haar laatste dag en het terras zat vol als altijd; zaterdag is marktdag in Benissa. Conchi zag er slecht uit, moe. Kom op, je mag bijna met vakantie!
‘Nee, dit jaar kunnen we niet weg. We hebben te weinig verdiend.’
Maar het zit hier altijd vol!
‘Jawel, maar mensen consumeren veel minder. Ze blijven even lang zitten, maar dan op een in plaats van twee kopjes koffie.’

Casa Cantó is het toprestaurant van Benissa. Het interieur is ietwat typisch, een soort van badkamer, maar er wordt echt fantastisch gekookt. Ik heb er mijn veertigste verjaardag gevierd.
Op het economische hoogtepunt had Casa Cantó in het kleine Benissa twee dependances, zo goed gingen de zaken. Toen reed de vrouw van eigenaar Ximo Ivars in een dikke Mercedes, nu is bijna al het personeel weg en staat ze weer in de keuken.

Genoeg getreurd. In Benissa heb ik me op Elektra van Sophocles gestort, want gisteravond mocht ik met @Amiek naar de opera: Elektra in de uitvoering van Richard Strauss. Het was bloedstollend. Of eigenlijk niet, want het toneelbloed vloeide rijkelijk. Twee uur lang moord, wraak en zelfbeklag. Heerlijk. Want wat werd er mooi gezongen. En wat is het Nederlands Philharmonisch een fantastisch orkest. En wat is @Amiek uitstekend gezelschap.

Het culturele seizoen is weer begonnen. Hoera!

zondag 16 oktober 2011

Ajax heeft niet gewonnen, dus ik hoef geen Studio Sport te kijken. Daarom ga ik u vanavond doorzagen over muziekuitvoeringen. Zojuist heb ik de opname van Quirine Viersen van de cellosuites van Bach in de cd-speler gelegd, recent uitgebracht op Globe. Dit is de vijfde opname die ik van dit wonderschone stuk muziek heb. Ook Pieter Wispelwey, Heinrich Schiff, Maurice Gendron en Paul Tortelier staan in de kast. En dan heb ik er nog veel op het verlanglijstje, met bovenaan Pablo Casals, de ontdekker van de suites.

Is één opname dan niet genoeg? Nee. Niet van de cellosuites van Bach, niet van het celloconcert van Elgar en niet van de liederencycli Die schöne Müllerin en Winterreise van Schubert.
Het celloconcert heb ik gespeeld door Beatrice Harrison/Symphony Orchestra (door Sir Edward zelf gedirigeerd), door Pieter Wispelwey/Radio Philharmonisch Orkest (Jac van Steen), de beroemde door Jacqueline du Pré/London Philharmonic Orchestra (Daniel Barenboim) en mijn favoriete door Paul Tortelier/London Philharmonic Orchestra (Sir Adrian Boult).
Die schöne Müllerin heb ik gezongen door Dietrich Fischer-Dieskau (twee keer, allebei met Gerald Moore op de piano), door Christoph Prégardien (Andreas Staier, piano) en door de weergaloze en veel te jong gestorven Fritz Wunderlich (begeleid door Hubert Giesen).
De Winterreise komt in nog meer gedaanten: alweer gezongen door Dietrich Fischer-Dieskau (twee keer met Gerald Moore en een keer met Daniel Barenboim), door Thomas Hampson (met Wolfgang Sawallisch) en door de onovertroffen Thomas Quasthoff (met Charles Spencer). En natuurlijk de door Jan Rot vertaalde Winterreis, gezongen door Maarten Koningsberger (met Roger Braun).
Er zijn ook Schubert-vertolkers die ik per se niet in huis wil hebben, zoals Peter Schreier. De man heet niet voor niets zo.

De niet-muziekliefhebber vraagt zich natuurlijk af: waarom? Er is maar een antwoord: het is net als seks, het is iedere keer anders. En nooit genoeg.

dinsdag 11 oktober 2011

Een kaartje in de bus: de postbode is langs geweest met een pakketje en trof mij niet thuis. Op het kaartje staat ook een nummer, en als ik dat inklop in de website van PostNL kan ik zelf aangeven wanneer ik het wel bezorgd wil hebben. Kijk, daar heb je als loonslaaf iets aan.

Dus opgewekt naar de site van PostNL. Daar staat in grote, rode letters: Helaas kunt u op dit moment geen gebruik maken van deze service. Onze excuses voor het ongemak.

Kijk, daar heb je dus geen moer aan.

zondag 2 oktober 2011

Over wat de gewenste muzikale uitvoeringspraktijk is, verschillen E. en ik van mening. Ik ben een voorstander van de Urfassung, hij van ‘veel is lekker’. We proberen elkaar te overtuigen, en dat zijn van die fijne gesprekken, die op ieder moment kunnen stoppen en hervat kunnen worden.

Voor iedereen die geen idee heeft waar ik het over heb, een korte uitleg. De vraag is: moet je klassieke muziek spelen op de instrumenten en in de bezetting zoals de componist die in zijn tijd kende, of mag je alle verbeteringen aan instrumenten en nieuwe inzichten in orkestratie gebruiken om het werk ‘beter’ te laten klinken?
Het laatste standpunt is tot ver in de tweede helft van de twintigste eeuw dominant geweest, totdat in de jaren zeventig een tegenbeweging van puristen op kwam, die terug naar de bron ging. Een ouderwets gezellige richtingenstrijd was het gevolg.
De eerste opnamen van de die-hard Urfassers zijn, kort gezegd, niet te teren. Als de muziek van de grote J.S. Bach toentertijd zo was uitgevoerd, is het een wonder dat hij de tand des tijds heeft doorstaan. Maar in de loop der jaren is de Urfassungs-uitvoeringspraktijk veel beter geworden, en wordt er wonderschoon gemusiceerd. Luister naar de Beethoven-cyclus van het Orkest van de Achttiende Eeuw met Frans Brüggen en je bent verkocht.

De discussie met E. laaide op bij het Requiem van Mozart. Het KCO deed dat in een kleine bezetting. Niet echt de authentieke uitvoeringspraktijk, maar wel in de geest van. E. maakte zich enigszins zorgen toen hij zag dat het podium niet helemaal vol kwam, maar liet zich toch meeslepen. Zoals ik eerder schreef, het was wonderschoon.

Maar E. geeft zich niet gewonnen. Hij is een fan van dirigent Otto Klemperer, en hij kwam gisteren aanzetten met Klemperers opname van Ein Deutsches Requiem. Die speelt nu, en is een tikkie voller en heftiger dan de versie van John Eliot Gardiner, die ik in de kast heb. Ik moet er aan wennen, maar daar ga ik mezelf wel de tijd voor geven.
Eind november zitten we bij de Hohe Messe, door de Nederlandse Bachvereniging. En dirigent Jos van Veldhoven is een Urfasser. Ik ben benieuwd wat E. er van vindt.

Ik wil in dit verband nog even de naam van Leopold Stokowsi laten vallen. Een belangrijk dirigent, maar ook eentje die werken van Bach omzette voor heel groot symfonie-orkest. Het resultaat is enigszins vreemd. Dan heb ik toch liever het gepiep en geknars van de eerste Urfassers.