dinsdag 9 april 2013

Begin jaren tachtig begon ik me voor politiek te interesseren. Het was crisis. Niet zoals in de jaren dertig en niet zoals nu, hoewel de crisis van nu en die van toen ook overeenkomsten hebben. De hoge (jeugd)werkloosheid is een goed voorbeeld.
Naast de economische crisis was er toen ook nog een Koude Oorlog. We wisten niet beter of de Sovjets konden morgen Europa binnenvallen en daarom moesten er ook in Nederland kruisraketten worden geplaatst: 'liever een raket in mijn tuin dan een Rus in mijn keuken'. Het dubbelbesluit was onderwerp van hevige discussie, hoewel niemand echt begreep hoe het in elkaar zat.

In de muziek was het ook een en al doem.

In Nederland hadden we rechtse regeringen (Lubbers I en II) die vonden dat er stevig bezuinigd moest worden. De tegenstelling tussen links en rechts toen was veel heftiger dan nu en er was veel sociale onrust maar het bleef hier toch allemaal betrekkelijk vreedzaam, met wat demonstraties op het Malieveld.
De kroningsrellen in Amsterdam in 1980 waren een uitzondering, maar die werden werden veroorzaakt door een kleine minderheid van militante krakers ('geen woning, geen kroning') en hun politieke doelen werden door slechts weinigen gedeeld.

Hoe anders was het in het Verenigd Koninkrijk. De conservatieven van Margaret Thatcher wonnen in 1979 de verkiezingen en zouden het land dramatisch gaan verbouwen. Er moest ook wel wat gebeuren, want het land zat diep in de ellende. Zo'n beetje de gehele industrie was genationaliseerd (voor de jonge lezertjes: overgenomen door de staat, zoals nu de banken) en die kon de internationale concurrentie nauwelijks aan. Wie zich de abominabele kwaliteit van een Austin Allegro of Austin Princess herinnert - producten van British Leyland - weet wat ik bedoel.

Maar Thatcher sloeg door. Om de industrie te kunnen privatiseren en ontmantelen en de overheid een kopje kleiner te kunnen maken ging ze de strijd aan met iedereen die zich daartegen verzette - vooral de vakbonden. De strijd was het hevigst met de National Union of Mineworkers van Arthur Scargill. Thatcher wilde de kolenmijnen sluiten en dat leidde in 1984/1985 tot landelijke stakingen. De strijd was heftig en gewelddadig - en Thatcher won. Er werden anti-vakbondswetten aangenomen die macht van de vakbonden voor eens en altijd braken.

Toen, als knulletje van begin twintig, viel het me op dat de tegenstellingen in het Verenigd Koninkrijk voor een deel dezelfde waren als die hier maar dat daar de strijd veel heftiger werd uitgevochten. Het ging niet alleen over verschil van inzicht over de samenleving, het ging om macht. Hier doen we een beetje besmuikt over macht, in Engeland werd er gewoon om geknokt. Het werd me duidelijk dat politiek niets anders is dan de strijd om de macht.

De vrije markt-denkers van Thatcher hebben die strijd gewonnen en dertig jaar later zien we wat dat heeft opgeleverd. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen industrie meer. De laatste autofabrikanten zijn failliet (TVR) of overgenomen door Aziaten (Lotus en Jaguar/Landrover) en Duitsers (Rolls-Royce en Bentley). De kolenmijnen zijn dicht terwijl de vraag naar kolen toeneemt, de olievelden op de Noordzee zijn leeg en nu de Britten nieuwe kerncentrales nodig hebben, komen ze erachter dat ze daarvoor Franse bedrijven moeten invliegen.
Het enige wat het Verenigd Koninkrijk aan Thatcher heeft overgehouden is een uit zijn krachten gegroeide bankensector en aanpalende 'service-industry'. Londen is welvarend, maar ga naar het noorden en je waant je in de derde wereld. In de arbeiderswijken in de oude industriesteden is er voor de gesloten fabrieken geen werk in de plaats gekomen.
En wat die ongereguleerde banken hebben veroorzaakt weten wij sinds 2008 nu allemaal.

De geschiedenis herhaalt zich. Opnieuw is in het Verenigd Koninkrijk een conservatieve regering aan de macht. Dertig jaar geleden werd de industrie gesloopt, nu zijn de restanten van de verzorgingsstaat aan de beurt. De gezondheidszorg wordt geprivatiseerd en uitkeringen worden geschrapt. De manier waarop dit gebeurt is schandalig: mensen die om wat voor reden niet goed kunnen meekomen in deze hypercompetetieve samenleving - bijvoorbeeld door een handicap, zwakke gezondheid of lage opleiding - worden stelselmatig weggezet als profiteurs en uitvreters. Het is hun eigen schuld dat ze niet succesvol zijn. Waarom moet de hardwerkende belastingbetaler daarvoor opdraaien? Nou, omdat als de hardwerkende belastingbetaler even niet oplet bij het oversteken in dezelfde positie kan komen - maar dat argument hoor je nooit.

Gelukkig is in het in Nederland allemaal niet zo extreem. Niet alleen is bij ons het politieke discours milder, bij ons zitten ook de sociaal-democraten van de PvdA in de regering en zij claimen sinds jaar en dag dat ze voor de zwakkeren in de samenleving opkomen. Hier dus geen verhoging van premies en eigen risico's, geen ontmanteling van het ontslagrecht, geen beperking van het zorgaanbod, geen sluiting van verpleeghuizen en geen afbraak van thuiszorg. Toch?

Ik denk dat het tijd wordt voor wat tegengeweld, voor een greep naar de macht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten