maandag 26 augustus 2013

Ik geef het direct toe: ik ben meer van de moderne en hedendaagse kunst dan van het oude spul. Zet mij neer voor een Malevich, een Klein of een Newman en je hebt de eerste uren geen kind aan me. Maar na twee portretten uit de Gouden Eeuw loop ik al te gapen, Rembrandt of geen Rembrandt. U begrijpt dan ook dat het Stedelijk mij niet snel genoeg kon heropenen maar dat ik de schermutselingen rond het Rijks Museum (moderne spelling) met enige distantie volgde. Ik ben echter geen barbaar dus het werd hoog tijd voor een bezoek aan het vernieuwde Rijks.


We hadden ons terdege voorbereid. We hadden alle jubelverhalen over de schitterende restauratie van het gebouw tot ons genomen, evenals het gejuich over de nieuwe presentatie van de collectie - Wim Pijbes had alle internationale recensies persoonlijk doorgetwitterd. Als tegenwicht had E. ons een kritisch stuk van Julian Spalding toegestuurd.


Natuurlijk moet eerst de hindernis van het beruchte fietstunneltje worden genomen. Als we de verhalen mochten geloven waren we daar ons leven niet zeker - moordlustige fietsers en scooterrijders met het mes tussen de tanden zouden hun uiterste best doen om ons de toegang te beletten.


Ongemolesteerd bereiken we echter de ingang - maar waar is de ingang? Rechts een rij voor een deur, links een deur zonder rij maar we een zoeken een lift om af te dalen naar het niveau van de binnenplaats. Een vriendelijke suppoost wijst ons de weg.
De rest van de middag blijven we in verwarring: waar zijn we, waar we willen we naar toe en hoe komen we daar? Toegegeven, het Rijks is een ingewikkeld gebouw, maar de bewegwijzering moet veel beter. Een consult van Paul Mijksenaar had vast geholpen. H. vat onze wanhoop kort en krachtig samen: 'Waar is de lift?'

Ook over de presentatie van de collectie hebben we wat noten te kraken. Spalding had in zijn stuk wel degelijk een punt: de presentatie biedt weinig tot geen context - er wordt geen verhaal verteld. En als je als bezoeker onvoldoende achtergrondkennis hebt (en dat geldt voor nagenoeg iedereen) mis je dus veel. Daarnaast is het gebouw nog steeds volgepakt, alles staat dicht op elkaar. In combinatie met de donkere, paarsgrijze achtergrond waar de schilderijen tegenaan hangen en de zwakke verlichting roept dat een bijna claustrofobische reactie op.
Ik raak zelfs enigszins geïrriteerd als we in een hoekje van de zolder de collectie twintigste eeuw weggemoffeld zien. Een handje Cobra's, wat designstoeltjes, anderhalve Mondriaan en twee posters die toepasselijk tentoonstellingen in het Stedelijk aanprijzen, dat is het wel. Dat doet dit tijdvak echt tekort - stuur de bezoekers gewoon naar het Stedelijk en gebruik de vrijgekomen ruimte voor iets anders.


Toch past ook een woord van lof: het pand is schitterend gerestaureerd. De grote hal, voor de ingang van de Eregallerij, is een lust voor het oog. Je snapt niet dat een idioot ooit eens heeft besloten het allemaal wit te kalken.


Na een paar uur dwalen zijn we op. Het Museumplein aan de kant van het Rijks is een geslaagd stukje stad, met de grote vijver en het zicht op het Concertgebouw en de badkuip van het Stedelijk. En de ontvangst bij het Cobra Café is allerhartelijkst (zeker voor Amsterdamse begrippen) en de kroketten zijn er prima, ondanks dat ze niet van Van Dobben zijn. Maar dat is dan ook het enige echte minpuntje van een prima middag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten