Mijn volgers op Twitter hebben gemerkt dat ik de laatste dagen veel jazz luisterde, en vooral bebop en hard bop. De jazz begeleidde het lezen van De man met de drietand, een biografie van Jan. G. Elburg (1919-1992) door Jan van der Vegt.
Het is een gek om een biografie te lezen van iemand die je hebt gekend. Niet zo goed gekend dat je zelf in het boek voorkomt maar wel zo goed dat je niet alleen de hoofdpersoon maar ook een aantal mensen om hem heen kent en hebt meegemaakt.
Ik heb al het nodige van en over de Vijftigers gelezen en gezien, zoals Hotel Atonaal van Hans Keller (er staan fragmenten op youtube). De man met de drietand beschrijft Elburg en zijn rol daarin, voor zover ik dat kan beoordelen, met precisie en inzicht. Cobra, waar Elburg aan gelieerd was, boeit me minder.
Het wordt voor mij persoonlijk als de jaren tachtig aanbreken. Ik raakte bevriend met Elburgs zoon Rengert en dochter Marlina. En zoals ik hier al eerder schreef, dan kom je ook wel eens bij de ouders thuis. Mijn herinneringen aan dat grote, donkere huis in Haarlem komen goed overeen met de beschrijvingen die Van der Vegt geeft. Hoewel, 'donker' is mijn eigen specifieke inkleuring: de jaren tachtig associeer ik vooral met donkere, natgeregende straten in de winter.
Ik was in die tijd een blaag van begin twintig en ik wist wel iets van de oude Elburg, maar hij was vooral 'de vader van'. De man die ik toen ontmoette, brengt Van der Vegt nu in zijn boek opnieuw tot leven. Meer dan twintig jaar later leer ik hem beter kennen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten