maandag 21 januari 2013

Met alle onvrede die er over het kabinetsbeleid is, zou het toch niet moeilijk moeten zijn om een voor grote groepen kiezers aantrekkelijk alternatief te formuleren. Toch wil dat maar niet lukken.
Links is hopeloos versnipperd. Er zijn diverse stromingen, die ieder hun eigen verhouding tussen markt en staat propageren en die ieder een eigen opvatting over de maakbaarheid van de samenleving hebben. Daarnaast bestaan er verschillende gedachten over de verhouding tussen de natiestaat en Europa, en over de inrichting van Europa. Ook over de noodzakelijkheid van een groene agenda zijn de gevoelens van urgentie verschillend.

Bovenal is het niet meer duidelijk welke partij welke linkse kiezer vertegenwoordigt. Want linkse kiezers zijn er in soorten en maten.
De PvdA, was ooit van de volksverheffing en het biefstuksocialisme. Maar de PvdA heeft eerst een groot contingent graaiende bestuurders in de (semi-) publieke sector losgelaten en voert nu zonder mandaat een door neoliberale wensdromen gedicteerd regeringsbeleid uit. Immers, de PvdA ging de verkiezingen in met de toezegging de economie te stimuleren en de begrotingsnorm van drie procent te negeren. De draai die Samsom en Asscher hebben gemaakt om maar mee te mogen regeren, doet me nog steeds duizelen. En mij niet alleen, ook hun kiezers kijken met verbijstering naar het door de PvdA mogelijk gemaakte regeringsbeleid en zien alles afgebroken worden waarvan ze verwacht hadden dat hun voormannen zich voor dood zouden vechten.
D66 mag eigenlijk het predikaat links of progressief niet meer dragen. Vroeger, toen D66 echt voor gelijke kansen streed, was de partij vooruitstrevend links en de moeite waard. Ik ben zelf op lokaal niveau eens lijsttrekker en raadslid geweest. Nu vertegenwoordigt D66 alleen nog maar de stedelijke kenniswerker en heeft het zich feitelijk tot de neoliberale agenda bekeerd. De huidige omvang van D66 is dan ook alleen toe te schrijven aan de vermeende welsprekendheid van Alexander Pechtold.
De SP is eigenlijk de meest consistente linkse partij. Ze vertegenwoordigen goed de belangen van de gewone werkende man en vrouw, en zij die dit willen zijn (in rechtse kringen 'uitvreters' en 'uitkeringstrekkers' genoemd). In de laatste verkiezingscampagne heeft de SP, in een poging regeringsfähig te worden haar standpunten afgezwakt. De kiezers hebben dat niet begrepen, want de SP haalde een bedroevend resultaat. Het slechte resultaat heeft ook aan het niet zo geweldige optreden van voorman Emile Roemer gelegen. Bijna iedereen vindt hem een aardige Brabantse knuffelbeer waarmee je prima een biertje kan drinken, maar tegelijkertijd weet men dat hij dus niet meedogenloos en geslepen genoeg is voor het Haagse politieke spel.
Als het gaat om sociaal-economische standpunten hoort de PVV ook in het rijtje linkse partijen thuis. Wilders en Agema hebben in feite het programma van de SP gekopiëerd. En net als de SP doet de PVV alsof gebeurtenissen buiten onze landsgrenzen (Europa, de toestand in wereld) geen invloed hebben op binnenlands beleid. De rest van het partijprogramma bestaat uit rabiate vreemdelingenhaat en daardoor is de PVV geen serieus te nemen partij.

Rest GroenLinks. Alle problemen die de politieke linkerflank als geheel heeft (programmawisselingen die iedere keer een ander deel van het electoraat aanspreken) heeft GroenLinks geïnternaliseerd. Als fusiepartij (Pacifistisch Socialistische Partij, Politieke Partij Radicalen, Communistische Partij van Nederland en Evangelische Volkspartij) heeft GroenLinks veel last van een interne bloedgroepen- en richtingenstrijd.
Dit werd goed zichtbaar na het het vertrek van Femke Halsema. Onder Femke was de Tweede Kamerfractie een iets liberalere koers gaan varen, met meer aandacht voor burgerrechten. Electoraal was dat succesvol, maar Femke had haar hakjes nog niet gelicht of onder leiding van Jolande Sap werden sociaal-economische onderwerpen van linksere signatuur robuust voor het voetlicht gebracht. De burgerrechtenagenda van Femke verdween onder het tapijt. De kiezers raakten het spoor bijster: waar stond GroenLinks eigenlijk voor? Ook intern raakte men in verwarring. De partijleiding wist geen richting te geven en kamikaze-piloot Tofik Dibi deed een greep naar macht. Omdat Dibi behalve zelfpromotie geen eigen politieke agenda had, mislukte zijn actie jammerlijk. Dibi is af en toe nog te zien in de Albert Heijn in Amsterdam Slotervaart, waar hij in zichzelf 'Bam!' mompelend zijn winkelwagentje vult.

En toch heeft GroenLinks uitstekende kansen om een geloofwaardig en effectief alternatief voor de huidige bezuinigingsdomheid te formuleren en daarmee veel kiezers te trekken.
Van de andere partijen zal er geen concurrentie zijn. De PvdA is door de huidige kabinetsdeelname voorgoed besmet en een no go-area voor progressief denkende mensen. D66 is neoliberaal geworden. De SP heeft een sterk links programma, maar de uitstraling van de partij stoot veel kiezers af. De SP heeft nog altijd de kenmerken van een sekte, wat voortkomt uit hun Maoïstische verleden. De arbeideristische, anti-intellectuele uitstraling verhindert hun doorbraak als brede, linkse partij.

GroenLinks kan aantrekkelijk zijn voor alle leden van de linkse familie: van oud-Trotskistische ijzervreters tot zachtaardige sociaal-liberalen. Er moet een programma geschreven worden dat de rechten van de zwaksten versterkt, kansen biedt aan iedereen en private rijkdom en publieke armoede inruilt voor een samenleving waarin iedereen een aandeel heeft en iedereen aan deelneemt. Het vergroenen van de samenleving maakt hier integraal onderdeel van uit, omdat dit zowel sociaal als economisch van belang is.
Het moet niet zo moeilijk zijn om een dergelijk programma te schrijven. Met mensen als Kees Vendrik, Judith Sargentini en Andrée van Es heeft GroenLinks meer dan genoeg intellectuele capaciteit in huis.
Rest nog een stevige partijorganisatie, die gedisciplineerd campagne kan voeren. Een mooie taak voor de huidige partijleider en tussenpaus Bram van Ojik om die uit de grond te stampen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten